We beginnen bij het concrete CBS-cijfer van 12,6 duizend dakloze jongeren in Nederland. Navraag bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) leert dat er wel cijfers zijn over de aantallen zwerfjongeren in de vier grote gemeenten, maar dat cijfers per gemeente ‘niet beschikbaar’ zijn. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) schrijft ons dat ‘de uitgesplitste cijfers’ er ‘niet zijn’. Als laatste kloppen we aan bij het ministerie van VWS: zij zullen toch wel weten hoeveel zwerfjongeren er in iedere gemeente wonen? Maar ook daar vangen we bot: het ministerie kan de cijfers niet geven. Een woordvoerder schrijft: ‘Op zich is dat ook niet gek, want gemeenten zijn zelf primair verantwoordelijk voor de maatschappelijke opvang en zij moeten dus zicht hebben op de situatie in hun eigen gemeente om hier goed op te kunnen sturen.’
Voor cijfers moeten we dus echt bij de gemeenten zelf zijn. We besluiten daarom de 44 centrumgemeenten te bellen die verantwoordelijk zijn voor de opvang van deze jongeren. Weten zij hoeveel zwerfjongeren er in hun gemeente leven? Dat lijkt een simpele vraag, maar de antwoorden die binnenkomen, roepen alleen maar meer vragen op. Het is een warboel van getallen en definities. Vergelijkbaar zijn de data allerminst. Dit is waarom:
1: Gemeenten hanteren andere definities
De ene gemeente telt jongeren mee die bij vrienden of kennissen op de bank slapen. De andere gemeente doet dat niet. Ook hanteren gemeenten verschillende leeftijdsgrenzen. In de regio Zwolle is iemand ‘jongere’ tot de leeftijd van 25 jaar. De gemeente Rotterdam daarentegen zegt dat ‘jongeren’ tussen de 18 en 23 jaar zijn: ‘daarna gelden ze als volwassenen.’ Jongeren in die leeftijdsgroep die ‘beschermd wonen’ en de ‘problematische bankslapers/bankhoppers die dreigend dakloos zijn’ neemt de gemeente ook mee in haar schatting. Dan komt Rotterdam uit op ‘zo’n 800’ dak- en thuisloze jongeren per jaar.
2: Gemeenten halen hun aantallen uit verschillende bronnen
De ene gemeente telt het aantal bezette plekken in de opvanglocaties, terwijl een andere gemeente haar schatting baseert op het aantal meldingen bij bijvoorbeeld de schuldhulpverlening of de GGD. Zo schrijft de gemeente Amsterdam ons: ‘In 2019 hebben bij de GGD 363 jongeren tussen de 18 - 23 jaar zich aangemeld bij de daklozenopvang voor onderdak.’ De gemeente Venlo zegt dat er geen ‘precieze cijfers van dak- en thuisloze jongeren in Venlo’ zijn, maar haar schatting te baseren op cijfers van jongeren ‘die via schuldhulpverlening’ bij hen terecht komen: ‘Er is veelal sprake van verborgen armoede.’
3: Gemeenten tellen op andere momenten
De gemeente Nijmegen stuurt cijfers over 2016, 2017 en 2018. De gemeente Utrecht over 2019. Daarbij verschilt de peildatum – de datum waarop de cijfers zijn verzameld - per gemeente en geven sommige gemeenten momentopnames en anderen gemiddelden.
4: Gemeenten kunnen geen exacte cijfers geven
Het zijn veelal schattingen. Niet alle jongeren melden zich immers bij de loketten van de gemeente voor hulp, de jongeren blijven onder de radar. Zo mailt een beleidsmedewerker van de gemeente Oss: ‘Onze inschatting is dat er 50 dak- en thuisloze jongeren in de regio Noordoost-Brabant Oost (10 gemeenten) zijn. Dit zijn geen feitelijke cijfers. We hebben deze jongeren namelijk niet voldoende in beeld.’ En een woordvoerder van de gemeente Vlissingen schrijft: ‘Wij kunnen je geen cijfers geven, omdat we het niet weten. Er is geen centrale toegang in Zeeland en we hebben 13 gemeenten verspreid over de hele provincie. Dat is niet te vergelijken met bijvoorbeeld Rotterdam, waar straathoekwerkers in sommige wijken echt wel weten hoeveel jongeren op straat leven.’