Zelfdoding is niet strafbaar, maar helpen daarbij wel. Helpen bij iets legaals, is illegaal. Hoe kan dat? De oorsprong van deze wet ligt in het jaar 1858. Hoe een waargebeurd verhaal over een Nederlandse Romeo en Julia ervoor zorgen dat het vandaag de dag verboden is om iemand te helpen bij een zelfgekozen dood.

Hier kan je de hele aflevering naast luisteren ook lezen.

De reden

In deze podcast gaat het over zelfdoding. Denk je aan zelfdoding? Probeer er dan met iemand over te praten. Bijvoorbeeld met vrienden, familie of je huisarts. Als je het liever anoniem doet kan je bellen met 0800 0113 of chatten op 113.nl

Het is 23 februari 1858 en Albert gaat naar de verjaardag van zijn vriend Pieter. Daar ontmoet hij Margaretha, Pieters zus. En je voelt het misschien al aankomen: hij vindt haar leuk. Hij wordt verliefd. En zij ook op hem. 

Maar wat je waarschijnlijk niet voelt aankomen is dat die verliefdheid tussen Margaretha en Albert er 166 jaar later ervoor zal zorgen dat Tineke Boogaarts en Jos van Wijk voor drie rechters zitten.

Dit is een podcast over de dood. De zelfgekozen dood. Het is een podcast over hulp wel hulp is.

Het is een verhaal over een groep babyboomers, de generatie die jarenlang heeft gestreden voor baas in eigen buik en nu voeren zij actie voor baas over eigen dood. De een vindt hun vrijheidsstrijders, de ander noemt hun levenseindeterroristen.

Zelfdoding is niet strafbaar, maar iemand daarbij helpen wel. En dat pikt deze groep niet.

Ik ben Hansje van de Beek van Argos, en ik onderzoek wat de grenzen zijn bij hulp bij zelfdoding. Waar eindigt genade en begint de doodzonde?

Je vraagt je misschien af waarom we in deze aflevering in godsnaam in 1858 starten. Maar dit verhaal is cruciaal als we het hebben over de wetten en regelgeving rond zelfdoding. 

Een jaar na de ontmoeting tussen Albert en Margareta is het stel niet gelukkig getrouwd, maar staat Albert Dettingmeijer voor de rechter omdat de romance nogal een vreemde wending heeft genomen. Zijn advocaat doet daar een vurig betoog voor zijn cliënt. 

Hij doet daar een verhaal uit de doeken van een sluwe vader die op slinkse wijze een huwelijk tussen twee mensen probeert te dwarsbomen. Het verhaal gaat als volgt: Albert en zijn vriend Pieter doen beiden een studie militaire geneeskunde en worden opgeleid om te gaan werken in het voormalig Nederlands Oost-Indië, toen ook wel de Oost genoemd. De studie gaat Albert goed af, maar Pieter niet. En dus gaat Albert Pieter helpen. Zo komt Albert steeds vaker langs bij zijn vriend Pieter, en natuurlijk ook om Margaretha te zien.

De liefde tussen de twee bloeit op. En naar goed gebruik in 1858, gaat Albert naar de vader van Margaretha om haar hand te vragen. Het is spannend want Margaretha weet dat haar vader al een student uit een rijke familie voor haar op het oog heeft. Maar toch geeft hij toestemming. 

Het stel is dolgelukkig. Maar de vader heeft daar nog een opvallend voorstel bij. Als Albert Pieter blijft helpen bij het leren voor zijn herexamen en hij slaagt, krijgt Albert, naast de uitzet, een geldbedrag als bruidsschat. Zo krijgt Margaretha’s vader niet een rijke schoonzoon, maar haalt hij er toch nog iets uit: een zoon met een diploma. 

Het blijkt dat Albert, omdat hij militair is, naast de goedkeuring van de vader van Margaretha ook de goedkeuring van de koning nodig heeft. Hij gaat ervan uit dat dit maar een administratieve regeling is. En wat alleen een formaliteit leek, blijkt voor het jonge verliefde stel een ramp te worden. 

Zijn verzoek aan de koning wordt afgewezen. Er is een bijzondere regel: officieren van zijn rang mogen niet in Nederland trouwen. Als Albert eenmaal in voormalig Nederlands Oost-Indië is zou dat wel mogen, maar dat heeft wel wat voeten in de aarde.

En terwijl de militaire toestemming vertraging oploopt, slaagt broer Pieter al voor zijn herexamen. Bij Margaretha slaat de wanhoop toe. Want nu heeft haar vader zijn buit al binnen, en trekt hij misschien zijn instemming voor het huwelijk wel terug. 

Ondertussen komt de uitzending naar de Oost dichterbij. En het lijkt erop dat Margaretha en Albert gescheiden zullen worden, want een ongetrouwde vrouw meenemen naar de andere kant van de wereld, dat is natuurlijk ongepast. 

Tijdens het betoog pleit de advocaat van Albert met veel gevoel voor drama. Volgens hem is het voor Margaretha een ondragelijk idee dat zij en Albert gescheiden worden en ze toch met de rijke student moet trouwen.

Albert hoopt met de vader van Margaretha een oplossing te kunnen vinden. Maar Margaretha is bang dat hij zijn toestemming voor het huwelijk helemaal zal intrekken. En dan stelt Margaretha voor, dat als dat gebeurt Albert en zij een einde aan hun leven zullen maken.

Albert twijfelt en dan zegt Margareta: “Ge zijt een lafaard!” Albert zwicht en koopt het gif.

Hij gaat naar de vader. Ze spelen een potje schaak en dan vertelt Albert dat de koning zijn verzoek heeft afgewezen. Hij smeekt de vader om toch een oplossing te vinden: 

Albert: Maar vader, zou er dan geene mogelijkheid bestaan dat gij er in toe stemde dat ik met Margaretha bij procuratie in den echt verbonden werd.

Albert zal vanuit de Oost een volmacht sturen. En dan kan Margaretha later overkomen.

Albert: Wat kunt u daarop tegen hebben? Dagelijks worden immers op die wijze huwelijken gesloten.

Vader weigert. 

En dan nemen Albert en Margaretha stiekem het gif in.

Als broer Pieter vervolgens Albert het huis uit stuurt, zegt Albert tegen hem: 

“Ik zal gaan als het moet, over een uur zijn wij er toch niet meer”.

De woorden van Albert wekken achterdocht bij de vader en hij vraagt zijn dochter of zij iets ingenomen heeft. 

Margaretha: “Neen”.

Vader Lusink: “Zweer mij, dat gij geen vergif hebt tot u genomen!”

Margaretha: “Zweren dat doe ik niet. Ik heb een wit poeder ingenomen, doch geheel vrijwillig.”

Uiteindelijk biecht Albert alles op en krijgen ze een behandeling van een toegesnelde arts. 

De behandeling werkt, bij hem. Maar zij overlijdt. Al snel wordt Albert opgepakt. Hij moet voorkomen bij de krijgsraad, die het aanschaffen van het gif als misdrijf tegen het leven beoordeeld en hem veroordeelt hem tot de doodstraf door ophanging. Maar in hoger beroep krijgt de advocaat Albert vrij. De rechters stelden: ‘Noch de zelfmoord, noch de medeplichtigheid aan zelfmoord, is bij de Nederlandse wetgeving strafbaar gesteld.’

Dat Albert alsnog vrijuit gaat, was in 1858 onvoorstelbaar. Dat mocht nooit meer gebeuren. En daarom wordt bij de invoering van de eerste versie van het Nederlands Wetboek van Strafrecht een wet opgenomen. Hulp bij zelfdoding wordt strafbaar gesteld en daarbij wordt expliciet verwezen naar de zaak van Albert Dettingmeijer. 

In 2024 wordt Tineke geconfronteerd met de juridische gevolgen van het Shakespeareaanse drama. 

Tineke: Steeds weer, steeds weer. Ik word in die letters van die wet geduwd, maar ze kennen Tineke niet in haar volle zijn.

Tineke: Ik wil niemand de dood in hebben als ze het niet zelf willen. Dat past niet bij mij. Ik bedoel, ik kan hier nog geen vlieg dood maken. Dan zet ik de deur open en ga ik met die vlieg praten, ‘daarheen!’. En verdomd, dat werkt. 

Tineke, die vervolgd wordt voor het overtreden van die wet, vertelt mij, en trouwens ook de rechters tijdens haar rechtszaak, dat ze de wet niet snapt. 

Tineke: Ik heb daar niet in gestudeerd en het is geen gewone mensentaal, dus ik voelde een gigantische afstand.

Tineke: Er moet op de een of andere manier een wet zijn, maar niet zo zwart wit. 

Tineke: Zie het menselijke ook en nou ja, gooi er wat grijstinten in of geef het adem. Ik heb allerlei metaforen daarvoor. Want ze kunnen met deze wet, het is maar net wie hem interpreteert.                                                                                                                                  
Tineke: Het gat tussen de gewone mens, en dan ben ik intelligent en heb ik een aardig brede kennis, en de taal en de manier van omgaan met binnen justitie. Daar zit zo'n gigantisch gat tussen, die begrijpen elkaar niet. 

Hoe ingewikkeld is die wet nou eigenlijk voor mensen die er niet voor gestudeerd hebben, zoals Tineke? Ik zal hem citeren. Het is artikel 294, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. 

‘Hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.’

Een ding valt mij meteen op: ‘indien de zelfdoding volgt’. Dus alleen als de zelfdoding is uitgevoerd, is de handeling strafbaar. Iemand Middel X verkopen is op zich dus niet verboden. Pas als iemand overlijd heb je een probleem.

Het deel ‘de middelen verschaffen is verboden’, dat is mij wel duidelijk. Dat is precies wat Albert Dettingmeijer deed, dat wil de wetgever niet hebben. 

Jos: Je mag het niet verstrekken als je weet dat een ander d'r aan doodgaat.

Jos van Wijk heeft, in tegenstelling tot Tineke, de formulering van het wetartikel heel nauwgezet bestudeert. Het woordje ‘opzettelijk’ is doorslaggevend.

Jos: Het is echt heel precies werken. Als ik een vriend heb en ik zeg tegen die vriend: “joh, je gaat toch naar de bouwmarkt, neem voor mij even vier meter touw mee.” Dan is er niks aan de hand. Want hij kan denken: “jij gaat er een trapleuning mee maken of weet ik veel”. Nou als ik tegen hem zegt van: “nou ik heb het helemaal gehad, ik ga mezelf verhangen. Je gaat toch naar de bouwmarkt, koop voor mij even vier meter touw.” Dan is hij strafbaar, want dan is het hulp bij zelfdoding.  

Maar dat andere deel: ‘behulpzaam zijn bij zelfdoding” Dat is mij onduidelijker. Wat is hulp? Uitleggen hoe je middel X moet gebruiken? Het middel voor iemand bestellen? En is hulp ook mentale hulp? Bijvoorbeeld iemands hand vasthouden tijdens het stervensproces? Om deze vragen te beantwoorden ga ik naar Ton Vink. Op advies van Jos. Een beetje gek misschien, want Vink is een van zijn grootste criticasters. 

Ton Vink: Ik ben Ton Vink, van huis uit filosoof en ik heb jarenlang gewerkt als consulent voor levenseindevragen en in dat kader ook een keer door de Amsterdamse rechter vervolgd en vrijgesproken.

Ik begin inmiddels te denken dat je er in deze wereld niet bij hoort als je niet voor de rechter hebt gestaan. 

Hansje: Een levenseinde consulent, wat is dat precies?

Ton Vink: Een levenseinde consulent is iemand bij wie mensen die vragen hebben rond hun eigen levenseinde, en dan met name de mate waarin ze dat eigen levenseinde in eigen hand kunnen krijgen, met die vragen terecht konden en ook informatie konden krijgen over de manier om dat op de beste meest betrouwbare en meest humane manier te bewerken.

Ton Vink was ook vaak aanwezig bij de rechtszaak tegen Jos en Tineke. Gedurende het proces werd het steeds rustiger op de publieke tribune en er viel elke dag ook wel een journalist af. 

Als de zitting begon, was ik er altijd wat eerder om mijn apparatuur aan te sluiten. En dan was er vaak een heel kort momentje dat ik alleen met de rechters in de zaal was. Ik zat op de perstribune, het muppetbalkon zoals dat intern genoemd wordt. 

Een van de laatste dagen keek de voorzitter naar boven en zei hij: “jij bent er echt elke dag he?” Zijn jongere collega zei: “Er is er ook nog een van het Filosofie Magazine! "Oh ja", zei de voorzitter. "Is die niet ook vervolgd voor hulp bij zelfdoding?” Het had iets alsof ze het over een celebrity hadden. De rechters leken het niet zeker te weten. 

En dus ik riep vanaf het balkon: “ja en hij is vrijgesproken hoor”! 

En nu zit ik thuis bij deze celeb. 

Hansje: Hoe kom je nou in dat vakgebied terecht?

Ton Vink: Ik ben van huis uit filosoof en filosofen houden zich natuurlijk traditioneel al erg bezig met de sterfelijkheid van de mens. Dat is uiteraard tijdens de studie op een heel theoretisch vlak. Langzaam heb ik daarvandaan zeg maar de overstap naar de praktijk gemaakt. 

Ton Vink: Kijk, voor veel mensen was het volstrekt duidelijk wat ze wilden, maar er waren ook voldoende mensen voor wie dat niet helemaal duidelijk was en die ook eigenlijk worstelde met hun eigen gevoel daarover en worstelde met de betekenis van wat ze zouden doen voor hun naasten. Die naasten zouden nabestaanden worden en dat is echt een heel andere rol, dat is duidelijk. Dus dat soort vragen kwamen ter sprake in het gesprek met de levenseinde consulent.

Hansje: Hoeveel procent van de mensen voerde ook daadwerkelijk de daad uit van de mensen die met u sprak?

Ton Vink: Dat hebben we altijd goed bijgehouden. Dat was steeds ongeveer 12 tot 15% van de cliënten die we spraken. Dus dat betekent dat als je honderd cliënten hebt, dan zouden daar na een jaar, want daar praat je dan over, 12 tot 15 daarvan hun leven beëindigd hebben. En die andere 85 tot 88%, die leefden rustig verder, in het bezit van de informatie en veelal ook in het bezit van de middelen.

Ik denk dat dit belangrijk is om je te realiseren. Mensen met zelfdodingsgedachten kiezen veel vaker voor het leven dan voor de dood. Dat geldt niet alleen voor de mensen die naar een levenseinde consulent gaan. Vaak zijn er dingen, of misschien nog wel vaker mensen denk ik, om voor te leven. En veel problemen kunnen toch worden opgelost.

Naast dat ik graag wil weten hoe het is om uitvoerig met mensen te praten die denken aan de dood, ben ik hier ook vooral omdat Vink veel weet van de wet. Ik ben hier om erachter te komen wat hulp bij zelfdoding is en wat niet. Vink legt me uit dat die grenzen steeds duidelijk worden via uitspraken van de rechter. Er zijn drie zaken relevant, vertelt Vink. De zaken: Muns, Mulder en Vink.

Eerst de zaak van levenseindeconsulent Willem Muns.

Ton Vink: Hem werd het verwijt gemaakt dat hij had bijgedragen aan de uitvoering, op een beetje curieuze manier. Want het ging om heel praktische dingen als het opendraaien van een jampotje zodat de persoon in kwestie de dodelijke middelen door de jam kon roeren. De rechter vond dus dat dat niet mocht en dat dat een voorbeeld was van de strafbare hulp, het actief bijdragen aan de uitvoering.

Hansje: Dus we mogen aanwezig zijn maar op onze handen zitten.

Zaak 2 Wine Mulder 

Ton Vink: Het was een verwijt dat Wine Mulder werd gemaakt, die op zeker moment tegen de cliënt zei: “En nu is het toch wel het moment…”

Ik laat hier even weg wat Wine Mulder letterlijk gezegd heeft, het gaat erom dat ze iets zei als: “doe nu dit, anders gaat de zelfdoding niet lukken.”

Ton Vink: En dat werd gezien als een vorm van actief bijdragen aan de uitvoering.

Door deze uitspraak werd voor een deel helder wat niet mag: een duidelijke, op navolging en uitvoering gerichte instructie. Uit de uitspraak concludeerde de Minister van Justitie in die tijd dat er een aantal dingen ook wel mochten: het verschaffen van algemene informatie, het voeren van gesprekken en het geven van morele steun.

Zaak 3: Vink zelf

Ton Vink: Mijn eigen rechtszaak had betrekking op een mevrouw die haar leven zelf beëindigde in aanwezigheid van twee vriendinnen die haar daarbij tot steun wilden zijn. Zij had dat heel goed voorbereid. En ik heb haar dus informatie verstrekt en dat heb ik ook schriftelijk gedaan.

Uit de zaak van Wine Mulder was gebleken dat iemand wel algemene informatie mocht geven, een advies, maar geen instructie. Maar ja, wat is precies het verschil tussen advies en instructie? Dat was de vraag in de zaak Vink. Hij vertelde de vrouw hoeveel medicijnen ze zou moeten innemen. 

Ton Vink: Een advies wordt een instructie in een, laten we maar zeggen in een belangrijke, misschien kritieke situatie waarbij iemand zegt: “en nu moet je dat doen”. Dan neem je namelijk als het ware de regie over. 

Cruciaal is dat de regie bij de persoon zelf ligt, niet diegene die aanwezig is of informatie verschaft. En de rechters vonden dat Ton Vink die regie niet had overgenomen en hij werd vrijgesproken.

Het is dag drie van de rechtszaak, Jos is aan de beurt om verhoord te worden door de rechters. Jos wordt uitvoerig bevraagd over de scheidslijn tussen advies en instructie. De rechter gaat in op iets dat Jos verklaart heeft. Aan de politie heeft hij vertelt dat hij eigenlijk nooit mensen aan middel X hielp, heel af en toe stuurde hij een lijstje met websites en mailadressen. Jos antwoordt op vragen van de rechter.

Rechter: En even nog één keer. Waarom moeten het dan duidelijke lijnen zijn over het informeren over bestelmogelijkheden?

Jos: Nou, dat je mensen zelf laat kiezen wat ze willen gaan doen.

Rechter: En zelf laten kiezen wat ze gaan doen. Is het dan dat je minimaal drie adressen moet geven? Want dat ben ik ook ergens tegengekomen.

Jos: Bijvoorbeeld ja.

Rechter: Dan kunnen ze uit die drie adressen kiezen?

Jos: Of dat je verwijst naar literatuur of websites.

Rechter: Ja, want drie adressen is wel weer wat anders dan “Google maar”. Dat is alweer veel concreter, drie adressen?

Jos: Ja, dat is concreter.

Rechter: Ja, en waarom dan drie adressen en niet één adres?

Jos: Omdat dat voor mij het verschil is tussen informeren en instructie geven.

Rechter:  Oké, u zegt als ik echt één adres noem, vind ik dat instructie geven.

Jos: Ja.

Rechter: Hoor ik daar ook in, dan vind ik dat eigenlijk strafbaar gedrag. Of dan ga je misschien vallen onder…

Jos: Dan kom je bij de heren van het OM terecht die dan zullen zeggen van: “ja, dit is te veel instructie”. Overigens vind ik die grenzen zelf heel erg moeilijk als ik eerlijk ben.

Rechter: Nou, dat is ook een heel ingewikkelde grens. Dat zou ik best zeggen. Daar heb ik ook best wel over nagedacht en ik weet het antwoord niet. Maar dat was een risico zegt u?

Ik moet zeggen. Hier stopte mijn adem even. Ik dacht: “Hier staat iets op het spel”. Namelijk de grens tussen instructie en advies.

Naar mijn idee zegt de rechter hier min of meer: “ik weet zo net nog niet of dit onder ‘advies’ valt”. Verwijzen naar een aantal bronnen zou zomaar eens een instructie kunnen zijn.

Ik heb ook altijd begrepen dat dit mag. Een andere levenseindeconsulent volgde min of meer Jos zijn redenering. Die verwees altijd naar een boek, met meerdere methoden zodat het niet het karakter van een instructie krijgt.

Ik denk dat als rechters hier anders over gaan oordelen gaat de wereld van stervensbegeleiders en -consulenten er heel anders uitzien. Verschillende boeken, waarin zelfdodingsmethoden worden beschreven, zullen uit de handel gaan, websites moeten offline. 

Ton Vink: Ik heb altijd uiteindelijk één adres gebruikt, namelijk het beste. 

Ton Vink heeft dan al helemaal een probleem.

Ton Vink: Ja ik bedoel, dat vind ik zo verschrikkelijk voor de hand liggen. Kijk, als ik informatie mag verstrekken, dat zeker al, dan heb ik het recht om dat te doen. Maar wel de plicht om te zorgen dat die informatie zo goed mogelijk is.

En misschien was ik niet de enige die dit een spannend deel vond. Want tijdens het verhoor wil de advocaat van Jos meteen iets rechtzetten.

Advocaat Tim Vis: Het verstrekken van drie adressen is niet beleid geweest als zodanig.

Rechter: Ik vroeg gewoon puur naar de visie van meneer Van Wijk zelf. Ja, en dat hebt u goed uitgelegd.

Deze kwestie wordt hier vandaag niet opgelost. Het is misschien goed om nog een keer te melden dat Jos zelf niet terecht staat voor hulp bij zelfdoding, maar alleen voor deelname aan een criminele organisatie. En dus wordt hij niet verder op dit punt doorgezaagd.

Een criminele organisatie, het doet mij meer denken aan de Hells Angels dan aan een groepje idealistische boomers. Ik heb een beeld van een drugskartels en liquidaties. 

Maar juridisch zit het anders in elkaar. Het gaat om artikel 140 van het wetboek van strafrecht:

‘Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vijfde categorie.’

Het gaat dus om een samenwerking die het doel heeft een misdrijf te plegen. Dat kan in principe elk misdrijf zijn: Fietsen stelen, drugs verkopen. Maar dus ook hulp bij zelfdoding. 

Je zou je kunnen voorstellen dat Jos en Tineke zich nooit gerealiseerd hebben dat er überhaupt zoiets kon bestaan als een criminele organisatie die zich bezighoud met hulp bij zelfdoding. Maar het OM heeft toch wel een hele duidelijke waarschuwing gegeven. En dat ging als volgt.

We moeten even terug naar maart 2018. Op dat moment brengt de CLW naar buiten dat ze gaan starten met inkoopgroepen. Een manier waarbij één iemand het middel koopt en verdeeld onder een grotere groep leden. Het is één dag nadat de ouders van de Ximena bij RTL Late Night een emotionele oproep hebben gedaan om de verspreiding van een zelfdodingspoeder tegen te gaan.

Vader Ximena, Randy Knol: Levenseindeterroristen, dat is iets wat gewoon gestopt moet worden.

En dus waren de ogen op de CLW gericht, tot op het hoogste niveau. 

Minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge: Maatschappelijk onverantwoord, mogelijk ook strafbaar.

Van de minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge, tot aan premier Rutte.

Minister-president Rutte: Ik denk dat het uiterst onwenselijk dat dit spul in omloop is. 

Het bestuur heeft inmiddels meerdere keren contact gehad met het OM, maar daar komt geen antwoord op de vraag of het mag wat ze van plan zijn. Ondanks de vrij expliciete waarschuwingen van De Jonge en Rutte beslist het bestuur het erop te wagen. En al snel komen ze erachter wat het OM nou werkelijk vindt.

Jos: We zaten te praten in Utrecht in het hotel waar we altijd vergaderden. En die manager liep een beetje zenuwachtig langs ons hoekje waar we zaten en hij zei: “ja, er staan twee heren van de politie in de lobby voor mevrouw De Jong en meneer Van Wijk. “Oh, nou ja, we gaan er wel even naartoe.” Twee agenten in uniform en die overhandigen een grote envelop. “En dit moesten we u overhandigen”. Nou oké, dank je wel. De groeten. 

Jos: Nou, wij liepen terug naar onze plek en voordat we zaten werden we al gebeld door journalisten van: “jullie zijn verdacht van criminele organisatie”. 

Jos: En wij wisten nog helemaal niet eens wat er in de brief stond. Maar zodra die brief was overhandigd had het OM een persbericht de deur uit gedaan. En jouw collega’s (journalisten) waren zo vriendelijk om meteen te beginnen met bellen.

In de brief van het openbaar ministerie staat dat de CLW per direct moet staken met hun activiteiten. En wat hen opvalt is het OM niet zegt dat ze op het punt staan aan hulp bij zelfdoding te gaan doen. Waar ze van schrikken is dat het OM stelt dat zij mogelijk een veel zwaarder misdrijf begaan: de CLW zou een criminele organisatie kunnen zijn. Ze willen de lijst mensen die zich hebben aangemeld voor het zelfdodingspoeder.

Jos: Ze willen weten wie die 1100 mensen zijn die daar besteld hebben. Ja zeiden we: “dat gaan we natuurlijk niet vertellen”. “Ja, maar dan gaan we jullie wel allemaal voor het hekje vragen”. Nou dat wouden wij ook niet. Dus wij wouden die mensen beschermen en de namen niet afgeven. We wouden het middel niet vertellen tegen het openbaar ministerie en waar het opgeslagen was, wij vonden dat ze er geen kloot mee te maken hadden. Maar dat vonden zij natuurlijk wel. 

Petra de Jong, de andere bestuurder naast Jos, gaat naar Nieuwsuur om uit te leggen wat hun kant van het verhaal is.   

Marielle, presentator Nieuwsuur: U bent een criminele organisatie aan het leiden.

Petra: Onze leden zullen zich daar absoluut niet in herkennen. En ik herken mij daar ook niet in.

Marielle: Maar het is de wet.

Petra: Wij hebben iets gedaan wat buiten de regels van de wet valt.

Marielle: De situatie is nu zo dat u staakt…

Petra: We schorten in ieder geval onze activiteiten even op.

Mareille: Heel goed. Ik wil u hartelijk voor uw komst naar de studio.

Het Openbaar Ministerie lijkt erg tevreden met hun actie. Medewerkers van het OM mailen enthousiast naar elkaar. Een van hen stuurt: ‘Aan de ANP-berichten te zien hebben we wel succes behaald vandaag. Geweldig!’ Een ander: ‘Geweldig. Geeft energie.’ 

Er komen zelfs felicitaties vanuit de allerhoogste top. Theo Hofstee, op dat moment een van de leden van het Parket Generaal, stuurt een collega: "Het is prima gelopen zo. Het zal niet vaak voorkomen dat een zorgvuldig voorbereide actie van het OM zo snel tot een resultaat leidt.”

Nu de CLW direct na de brief van het OM bekendmaakt niet te zullen starten met de inkoopgroepen, is er voor het OM niet veel meer te doen. Vier maanden later maken ze bekend het onderzoek te staken. Volgens justitie is niet gebleken dat de coöperatie van zo’n 20.000 leden als geheel zich schuldig heeft gemaakt aan hulp bij zelfdoding of dat zij een criminele organisatie zouden zijn.

Maar, zo horen we later in de rechtszaal, er is volgens het OM toen wel een andere, veel kleinere, criminele organisatie opgericht. Bestaande uit zeven mensen die nu terechtstaan.

En aan de wieg van die criminele organisatie staat volgens het OM niemand minder dan Tineke Boogaarts.

Dolle Mina’s van de dood is een Agros-podcast van HUMAN en VPRO en is gemaakt door mij, Hansje van de Beek, voor NPO Radio 1. Hulp bij de research kreeg ik van Michelle Salomons. Techniek: Wederik de Backer, storytelling-advies: Katinka Baehr, Beeldontwerp Sophia Twigt, productie: Nicoline Tania en de eindredactie werd gedaan door Nikki van der Westen.