In de Argos-uitzending ‘Dorp onder het stof’ wijst gerechtelijk deskundige Cor Coenrady op nieuwe regels die zijn ingegaan voor bedrijven om luchtverontreiniging tegen te gaan. Onder de nieuwe Omgevingswet is het vanaf nu verplicht om stoffen die kunnen uitwaaien over de omgeving, op te slaan in een gesloten ruimte in plaats van in de buitenlucht. Uit onderzoek van Argos blijkt dat honderden bedrijven in heel Nederland daar niet aan voldoen.

Onder meer de koepel van omgevingsdiensten liet aan Argos weten dat de nieuwe regel zo omvangrijk is, "dat misschien alle bedrijven waar wij toezicht houden onder dit regime vallen." De Vereniging Afvalbedrijven ziet impact voor bedrijven in de sectoren afval, havens, metaal en grond-, weg- en waterbouw.

Complexe bedrijven

De uitzending draait om stofoverlast van het Zeeuwse bedrijf Heros. Dat bedrijf slaat op een terrein van 55 hectare metershoge bergen grijze verbrandingsas op in de buitenlucht. Die as is wat overblijft na verbranding van huisafval en heet ‘bodemas’. Volgens Coenrady moet ook Heros de opslag van bodemas nu inpandig doen.

In een online reactie op de uitzending noemt Heros het een “belangrijke wijziging” dat bodemas nu moet worden opgeslagen in een gesloten ruimte. Heros schrijft dat er om die reden nu gesprekken zullen plaatsvinden met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Tegelijkertijd wijzen ze erop dat zijzelf mogelijk niet aan de regels hoeven te voldoen, omdat ze een ‘complex bedrijf’ zijn volgens de Omgevingswet. Hoe zit dat? We leggen de vraag voor aan Cor Coenrady.

‘Complexe bedrijven’ zijn een aparte categorie bedrijven, die worden gedefinieerd in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal) van de Omgevingswet. Deze bedrijven kunnen door hun aard en omvang een grote impact hebben op de leefomgeving. Naast bijvoorbeeld energiecentrales en raffinaderijen vallen daar ook zogenoemde ‘afvalbeheer IPCC-installaties’ zoals Heros onder. Voor deze complexe bedrijven zijn in Europa regels vastgesteld. Die regels heten BBT-conclusies en zogenaamde referentiedocumenten, de BREF’s.

 

Meneer Coenrady – De verplichting om een hal te bouwen, zou niet gelden voor ‘complexe bedrijven’. Klopt dat?

“Het is sinds de eerste concepten van het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal) heel duidelijk aangegeven dat stuifgevoelige goederen van stuifklasse S1 t/m S4 (op grond van de BREF op- en overslag) moeten worden ‘opgeslagen of gemengd in een gesloten ruimte’. Daarbij is uitgelegd, dat dit de manier is om de Europese regels voor op- en overslag concreet in te vullen. Ook bij de latere toelichting op het Bal is dat aangegeven. Voor iedereen was het dus bekend, dat de opslag van stuifgevoelige goederen in een gesloten ruimte vanaf dat moment moest worden aangemerkt als de best beschikbare techniek.

Die term is essentieel als het gaat om regelgeving voor bedrijven. De ‘best beschikbare techniek’ (ofwel BBT) is de juridische term die aangeeft welke maatregelen bedrijven moeten treffen om overlast of gezondheidsrisico’s te voorkomen. Daarbij wordt gekeken naar wat de laatste stand van de techniek is, die zich steeds verder ontwikkelt (‘best’), als ook of de maatregelen economisch en praktisch realiseerbaar zijn voor het bedrijf (‘beschikbaar’).

Een belangrijke ontwikkeling daarbij, is dat er sinds 2019 in Zuid-Italië een hal van 22 hectare over een opslag bij een staalfabriek staat. Tot 2019 was een hal voor zo’n groot terrein technisch niet mogelijk, en daarmee niet aangemerkt als BBT. Sindsdien is aangetoond dat het technisch realiseerbaar is, en dus ‘beschikbaar’.

Dat inpandige opslag als BBT wordt aangemerkt, wordt nog eens bevestigd door een recent bericht van de Rijksoverheid over Tata Steel. Tata Steel is bij uitstek een complexe inrichting. En ook bij Tata Steel richten de nu startende onderhandelingen zich op “overkappingen op schroot- en grondstofopslagen”, om de gevolgen van verwaaiende stoffen en de gezondheidsrisico’s fors in te perken. Daarmee bevestigt men dat ook voor grootschalige opslag bij complexe inrichtingen overkappingen technisch mogelijk zijn, en dus BBT.

In Hoofdstuk 4 van het Bal, waaronder het door mij aangedragen artikel 4.1065 valt, staat dat de regels in dat hoofdstuk enkel van toepassing zijn voor bedrijven die daarvoor zijn aangemerkt. Complexe inrichtingen zoals Heros zouden daarbuiten vallen. Maar hiermee wordt voorbijgegaan aan de vaststelling dat inpandige opslag (in ditzelfde Bal in artikel 4.1065) is gedefinieerd als BBT en daarmee ook voor complexe inrichtingen geldt.”

 

De nieuwe Omgevingswet en het Bal zijn heel omvangrijk. Ziet u naast artikel 4.1065 en de ‘best beschikbare techniek’ meer aanwijzingen dat de verplichting ook voor Heros en andere complexe bedrijven geldt?

“Zeker. In Hoofdstuk 2 van het Bal wordt aangegeven dat er algemene regels zijn voor alle bedrijven, dus óók complexe. Een van die verplichtingen wordt aangeduid met de term specifieke zorgplicht. Daarin staat nogmaals dat met het oog op de zorgplicht voor de omgeving, BBT moet worden toegepast door alle bedrijven. Die zorgplicht geldt dus ook voor Heros.

Binnen die specifieke zorgplicht is ook opgenomen dat een bedrijf alle passende preventieve maatregelen moet nemen om zowel het milieu als de volksgezondheid te beschermen. Die termen lagen al sinds 2010 vast in Europese wetgeving (in de Richtlijn Industriële Emissies) en zijn sinds dit jaar ook in Nederland overgenomen in het Bal.

Daarbij is onze nationale wetgever zelfs nog een stap verder gegaan. Bescherming van de gezondheid van omwonenden is namelijk expliciet genoemd als doel. Een bedrijf moet dus alle ‘passende, preventieve’ maatregelen treffen om gezondheid van omwonenden te beschermen. Een betere bescherming daarvan is nu juist een van de speerpunten geweest van de nieuwe Omgevingswet.

Het bovenstaande is in het kort wat ik ook heb toegelicht in het handhavingsverzoek aan de provincie, dat bewoners van Sluiskil deze week op de post hebben gedaan. Aan omwonenden van Tata Steel heb ik hetzelfde geadviseerd. Uiteindelijk is het afwachten wat de provincie en vervolgens de rechter besluit. Maar wetende dat inpandige opslag gedefinieerd is als BBT, kan ik mij niet voorstellen dat de rechter er niet in zal meegaan.”