De kritiek volgt op de uitzending van Argos van 22 mei 2021 over oud-student Daan den Braven, die passages uit zijn eigen ▼ scriptie en ▼ paper meent terug te zien in het boek Tegen de terreur van terrorismewetenschapper en hoogleraar Beatrice de Graaf. De Universiteit Utrecht vindt het - na de kwestie zelf te hebben beoordeeld - geen zaak voor de onafhankelijke Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI), die elke universiteit verplicht heeft. ‘De eindconclusie was dat er geen sprake was van plagiaat’.
Het bestuur van de Universiteit Utrecht had een vermeende plagiaatkwestie rond hoogleraar Beatrice de Graaf aan moeten kaarten bij de eigen integriteitscommissie. Dat zeggen wetenschappers die de zaak op verzoek van Argos hebben bestudeerd. ‘De overeenkomst in tekst is zo groot dat niemand kan volhouden dat het toeval is.’ De Graaf en de universiteit spreken de beschuldiging tegen.
Op gesprek bij hoofdredactie
Argos vroeg naar alle correspondentie rond deze interne beoordeling via een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur, na een gesprek dat plaatsvond op 14 september 2021, vier maanden na de betreffende uitzending.
Op verzoek van hun gezamenlijke advocaat Christiaan Alberdingk Thijm ontving de hoofdredactie van Argos die middag hoogleraar De Graaf en rector-magnificus van de Universiteit Utrecht (UU) Henk Kummeling. Beide zijn verbolgen over het onderzoek van Argos en eisen dat toekomstige publicaties stoppen. In het gesprek met VPRO-hoofdredacteur Willem van Zeeland en Argos-verslaggever Ellen van den Berg benadrukken Kummeling en De Graaf herhaaldelijk dat zij reeds lang is vrijgepleit, na bestudering van de kwestie door de universiteit zelf. Inzage in die interne beoordeling willen ze niet geven. Ook staven de rector en de hoogleraar een beschuldiging niet die tijdens het gesprek valt, na de vraag waarom ze niet naar de CWI zijn gestapt: haar (oud-)student Daan zou hebben geplagieerd en niet De Graaf.
Bewijzen daarvoor, aantekeningen waaruit de overlap zou blijken of eerder verstuurde concept-hoofdstukken bijvoorbeeld, worden niet verstrekt. Ook niet bij navraag in de maanden die volgen.
In een reactie op 18 januari jl. laat een jurist van de universiteit weten dat de beschuldiging niet heeft plaatsgevonden. ‘Ik hecht eraan te benadrukken dat de Universiteit Utrecht de student niet heeft beticht van plagiaat. Dit is niet op deze manier besproken(….). Opnieuw valt hier overigens op dat er onzorgvuldig met het begrip plagiaat om wordt gesprongen, en dat er niet duidelijk wordt gemaakt of het gaat om auteursrechtelijk plagiaat, wetenschappelijk plagiaat, of om andere vormen van onzorgvuldigheid.’
Die stelling lijkt moeilijk te rijmen met een ▼ verklaring die Argos eerder kreeg opgestuurd door advocaat Alberdingk Thijm, daags voor de uitzending van 22 mei vorig jaar. In een mail gericht aan tweede beoordelaar Beatrice de Graaf verklaart Joep Schenk de scriptiebegeleider van Daan: ‘als er al sprake is van overnemen van intellectueel eigendom zonder referentie, is dat aan de kant van Daan gebeurd. (…) Wij hebben toen samen besloten daar verder geen werk van te maken, achteraf hadden we dat misschien wel moeten doen.’
Originele papers
De beschuldigingen over-en-weer van overschrijven zonder bronverwijzing, voeren terug op de periode 2017-2018. Zo’n anderhalf jaar voordat Tegen de terreur verschijnt, schrijft de dan 24-jarige geschiedenisstudent Daan den Braven achtereenvolgens twee werkstukken: zijn paper en zijn scriptie. Beiden gaan over de herstelbetalingen na de val van Napoleon. Een onderwerp dat ook in Hoofdstuk zes van het boek van de Graaf wordt behandeld. Juist dat concept-hoofdstuk is niet eerder gedeeld met de studenten.
Daan volgde in 2017 namelijk een vak bij de Graaf dat deel uitmaakte van een groter onderzoeksproject over de eerste Europese samenwerking op het gebied van veiligheid vanaf 1815.
‘Iedereen die deelnam aan deze researchtrack, kreeg een login voor een online-verzameling van een aantal fotoalbums. En in al die fotoalbums stonden tientallen tot honderden foto’s van archieven die door het team van Beatrice de Graaf op de foto zijn gezet bij verschillende reizen.’ De resultaten van dit zogeheten ERC-project vormen de basis van De Graaf’s boek dat een kleine anderhalf jaar later verschijnt, in oktober 2018.
In de cursushandleiding staat dat de studenten ‘originele papers’ gaan schrijven. Daan krijgt voor zijn werk een 8+ en voor zijn scriptie, over hetzelfde onderwerp, een 8,3. De Graaf is bij de scriptie tweede beoordelaar en schrijft onder het kopje bronnengebruik en bronvermelding: ‘prima bronnenanalyse, veel stukken uit moeilijk leesbare archieven. En de onderzoeksvraag was een goede vraag, origineel.’ Wel schrijft ze dat Daan had kunnen aangeven ‘dat de vraag, de bronnen en de discussie voortkomt uit het ERC-onderzoek’. Maar over plagiaat, intellectueel overnemen of andere mogelijke schendingen van de wetenschappelijke integriteit wordt in de scriptiebeoordeling niet gesproken.
Integendeel. Scriptiebegeleider Joep Schenk schrijft over het onderzoek van Daan: ‘De auteur heeft niet alleen een zeer uitgebreide selectie van relevante literatuur bestudeerd, hij heeft ook mooi en nooit gebruikt bronnenmateriaal kritisch geanalyseerd en consistent verwerkt in zijn studie.’
Vergelijkingsdocument
‘Niets in die beoordelingsformulieren wijst erop dat het een issue is geweest’, zegt voormalig docent wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam (Uva) Jaap Maat. Van 2008 tot en met 2018 was hij lid van de examencommissie van de faculteit Geesteswetenschappen. Een belangrijke taak was het beoordelen van vermoedens van plagiaat door studenten. In de beoordeling van Daan’s werk zijn nergens rode vlaggen geplaatst, zegt Maat. ‘Het gaat bovendien om een scriptie die begeleid wordt door iemand die precies weet hoe de student aan zijn onderwerp is gekomen, want die begeleider werkt ook mee aan hetzelfde onderzoek. Als die had gezien dat de student stukken heeft geparafraseerd of overgeschreven en zo in de conceptversie van de scriptie heeft gezet, dan had hij moeten waarschuwen: “Ho, pas op. Dit is plagiaat”. En dat heeft hij verzuimd. Het blijkt ook dat hij daar helemaal geen zaak heeft, het is niet gebeurd.’
Andersom trekt de student wel aan de bel. Wanneer het Nederlandstalige boek van zijn medebeoordelaar De Graaf een kleine anderhalf jaar later verschijnt, vallen Daan opvallende gelijkenissen op tussen hoofdstuk zes en zijn Engelstalige masterscriptie en paper over hetzelfde onderwerp. Daan: ‘Ik kon niet anders dan hier iets mee (doen, red.), het was niet de vraag of ik iets zou doen, maar wat. Uiteindelijk is het dus die mail geworden.’
Hij schrijft een mail aan De Graaf, waarin hij haar wijst op de overeenkomsten. Die heeft hij in een vergelijkingsdocument samengevat ▼. Na enige tijd zegt de Graaf toe dat ze drie keer naar de scriptie van Daan zal verwijzen in de volgende editie van haar boek. Naar de paper wil ze niet verwijzen, dat is volgens de Graaf ‘niet gebruikelijk’, terwijl ze dat in 2017 in een mail aan de deelnemers van het seminar wel beloofd heeft. Daan is al met al tevreden met de uitkomst en de kou lijkt uit de lucht.
Maar in 2020 ontvangt Daan een e-mail van departementshoofd Leen Dorsman van de Universiteit Utrecht. Het zingt rond dat De Graaf werk van Daan heeft overgenomen zonder zijn naam te noemen. Nadat hij de teksten zelf heeft vergeleken, spreekt Dorsman van ‘regelrechte overneming zonder bronvermelding’. Hij ziet naar eigen zeggen passages, kernwoorden, een paragraaftitel en diverse parafrases, ook zonder bronvermelding. Dorsman schrijft: ‘Dat is niet wat we onder zorgvuldige wetenschapsbeoefening verstaan. In de tweede plaats gaat het om het gebruik van bronnenmateriaal waarvan het vrij duidelijk is dat het uit jouw werk afkomstig is.’
'Genereus gebaar'
Toch komt Dorsman na een gesprek met De Graaf tot de slotsom dat het geen zaak is voor de Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI) waarover iedere universiteit beschikt.
Volgens Dorsman is door de samenwerking tussen hoogleraar en studenten en de uitwisseling van bronnen een ‘onontwarbaar web ontstaan van teksten’ die elkaar allemaal zouden beïnvloeden. ‘Zet ik alles op een rij dan kom ik tot de conclusie (...) dat het slordig is geweest om jou niet te noemen, maar ze heeft dat naar mijn mening gecompenseerd door je in de tweede druk te noemen en in drie eindnoten naar jouw werk te verwijzen. Ik vind dat een genereus gebaar van haar’, aldus het departementshoofd. ‘Mijn suggestie is derhalve om de zaak hier te laten rusten.’
Daan begrijpt dit niet. In een mail waar Dorsman niet meer op reageert, geeft de student zijn mening: ‘Ik vind het (...) zacht uitgedrukt om te spreken van een slordigheid als het gaat om het regelrecht overnemen van passages, woorden en parafrases zonder verwijzing, zoals u zelf heeft geconstateerd. Om diezelfde reden vind ik het geen genereus gebaar, maar noodzakelijk dat er nu wel drie verwijzingen in staan.’
‘Op intelligente manier overgeschreven’
Heeft de UU zorgvuldig gehandeld nadat twijfels rezen over een mogelijk inbreuk op de gedragscode integriteit door een hoogleraar? En is de reparatie die De Graaf maakte inderdaad afdoende?
Jaap Maat, die jarenlang vermoedens van plagiaat door studenten beoordeelde, vindt van niet. De overlap tussen het gewraakte hoofdstuk en de werkstukken van Daan is veel groter dan de drie later toegevoegde verwijzingen. ‘Het is duidelijk als je de passages naast elkaar legt; de overeenkomst in tekst is zo groot dat niemand kan volhouden dat het toeval is. Het is op een intelligente manier overgeschreven. Niet een klein stukje, maar er zijn zeker tien of meer van die passages. Niet enkele zinsneden, maar hele passages waar de structuur precies overeenkomt, dezelfde opsommingen worden gegeven, dezelfde feiten en ook dezelfde literatuur in dezelfde volgorde wordt geciteerd. Dat is een overeenkomst die te toevallig is, dus het ene is overgeschreven van het andere.’
Maat beseft dat plagiaat een zware kwalificatie is, het wordt gezien als een doodzonde. Maar zegt hij: ‘Als je het niet noemt, lijkt er niets aan de hand en deze casus is naar mijn idee een vorm van plagiaat. Juist om die reden had de Commissie Wetenschappelijke Integriteit zich over de overeenkomsten moeten buigen, vindt Maat. ‘Je kunt niet zeggen: kijk is hier een tekst uit het origineel en hier is de letterlijk overgenomen tekst. Je kunt het een bepaalde vorm van overschrijven noemen: je neemt een bron, maar hier en daar bevalt een bepaalde uitdrukking je niet of je laat het weg. In plaats van holocaust gebruik je bijvoorbeeld genocide. Maar de volgorde waarin feiten worden gepresenteerd en onderscheidingen worden gemaakt, neem je exact over. Het is een soort redigeren en overschrijven tegelijkertijd.’
‘Goudklompjes’
De Graaf en de UU weerspreken die beschuldiging met klem. Auteursrecht-advocaat Christiaan Alberdingk Thijm, die beiden vertegenwoordigt, reageerde eerder dit jaar: ‘de term “plagiaat” is geen juridisch begrip. Argos gebruikt de term in de betekenis dat er sprake zou zijn van inbreuk op het auteursrecht. (…) Daarvan is geen sprake.’ Als belangrijke reden noemt hij dat: ‘de student voor het schrijven van zijn werkstuk en scriptie gebruikt heeft gemaakt van dezelfde bronnen als De Graaf.’ Het gaat volgens de advocaat om feiten en citaten, waarbij feiten gebeurtenissen, personen en citaten van derden auteursrechtelijk niet relevant zouden zijn en letterlijk is er niet gekopieerd. De zinsopbouw is anders en het woordgebruik is anders. De beschuldiging van plagiaat wordt daarom ten onrechte gemaakt.
Daan is bovendien in de eerste plaats schatplichtig aan háár pionierswerk, voerde De Graaf in de uitzending van vorig jaar aan. Net als de andere studenten kreeg hij via het ERC-project toegang tot unieke primaire bronnen. Een ‘collaboratieve omgeving’, zoals De Graaf het noemt, waarbinnen zij die ‘goudklompjes’, aangevuld met haar eigen ideeën, teksten, formuleringen, al dan niet mondeling ter beschikking heeft gesteld aan de studenten. ‘Ik geef ze een kijkje in mijn keuken (…), ik gaf ze mijn interpretaties en mijn draft-hoofdstukken.’ In een latere reactie voegt advocaat Alberdingk Thijm daaraan toe: ‘Bovendien betreft het een heel beperkt onderzoeksdomein, waarbij iedere auteur al snel dezelfde bronnen zal noemen.’
Origineel gedachtengoed
Historicus Geerten Waling kent het archief waaruit De Graaf haar ‘goudklompjes’ heeft gedolven goed. Voor zijn promotieonderzoek over revolutiebewegingen in de 19e eeuw ploos ook hij zich een weg door het Geheimes Staatsarchiv Preussischer Kulturbesitz. ‘Het is bijzonder dat zij daar dingen heeft gevonden die haar these bevestigen, je zou daar ook kunnen spreken van “goudklompjes”, maar het punt is dat de vinder niet gelijk degene is die het intellectueel eigendom van die bronnen kan claimen.’
Het is bovendien geen sinecure om de veelal handgeschreven Franse teksten te analyseren, benadrukt Waling. Met twee drukken op de knop woorden uit een tekst filteren is er een dergelijk archief niet bij. ‘Digitaal valsspelen gaat niet.’
Kijkend naar de overeenkomsten tussen de masterscriptie en paper van Daan en het later verschenen boek van De Graaf valt hem op dat de specifieke bronnen die Daan in zijn werkstukken heeft geanalyseerd en geordend ‘cruciale’ ondersteuning geven aan de centrale these in hoofdstuk zes van Tegen de terreur. ‘Origineel gedachtegoed en als ik het zo zie, is het meer dan alleen de overname van bepaalde analyses of ideeën.’
‘Dat je met iemand zijn ideeën aan de haal gaat, is nog net iets kwalijker dan dat je met iemand zijn teksten aan de haal gaat. Dat zou dus echt door zo’n Commissie Wetenschappelijke Integriteit moeten worden onderzocht. Of er ook echt sprake is van intellectuele overname’.
‘Niet te groot maken’
Waarom besloot de UU de gang van zaken niet onafhankelijk te laten onderzoeken, nadat de kwestie eerder alarmbellen deed afgaan bij departementshoofd Dorsman? Wees hij Daan eerst nog op ‘regelrechte overneming zonder bronverwijzing’, een aantal dagen later adviseert Dorsman hem de zaak te laten rusten. Daan – die op dat moment nog academische aspiraties koestert – kan overigens ook besluiten om zelf de gang naar de Integriteitscommissie te maken, adviseert Dorsman. ‘Ik hoop en geloof dat een dergelijke actie geen repercussies heeft voor jouw positie’.
Uit de correspondentie die Argos via een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur in handen kreeg, blijkt dat Dorsman contact zocht met de decaan van de faculteit: Keimpe Algra die tevens voorzitter is van de commissie die de gedragscode wetenschappelijke integriteit heeft opgesteld. Ze benaderen De Graaf, die uitleg geeft over de drie verwijzingen, waarna Dorsman en Algra besloten de zaak niet verder te escaleren. De toenmalige voorzitter van de Integriteitscommissie is wel geraadpleegd, maar hiervan bestaat geen verslag. Desgevraagd vertelt hij aan Argos de kwestie niet zelfstandig te hebben onderzocht. Hij heeft enkel de feiten bekeken zoals hem die door zijn collega’s zijn gepresenteerd. Daan is daarbij nooit gehoord.
Decaan Algra schrijft vervolgens aan Dorsman:
Ik heb nog even zitten nadenken over de kwestie ‘plagiaat’. De voorbeelden die je had zijn op zichzelf wel redelijk overtuigend en inderdaad ‘niet netjes’, maar ook wel klein.
Het gaat in feite om het overnemen van enkele ‘gelukkige formuleringen’, niet van grote stukken tekst en ook niet van origineel gedachtengoed (voorzover ik kon zien).
Volgens de decaan is dat schaal die volgens de gedragscode eerder in de categorie ‘verwijtbare onzorgvuldigheid’ valt dan onder ‘schending wetenschappelijke integriteit’.
Algra vervolgt: ‘Dus laten we het richting studenten en Beatrice ook niet te groot maken (zonder het onder het kleed te schuiven).’
Jaap Maat, die zelf jarenlang plagiaatzaken beoordeelde: ‘Er is gekeken naar het vergelijkingsdocument. En vervolgens is kennelijk op subjectieve gronden besloten dat het niet erg genoeg was om dat voor te leggen aan een commissie. Dat vind ik wel vreemd, want daar heb je natuurlijk die commissie voor. Die moet dat doen.
Emeritus-hoogleraar informatierecht Egbert Dommering is het daarmee eens. In een ▼ opinie die hij op eigen initiatief schrijft, na vragen van Argos en na een nader gesprek met De Graaf, zegt Dommering dat slechte afspraken voorafgaand aan het seminar over verwijzingen naar academische handwerk in het ERC-project de basis hebben gelegd voor het conflict. Of er sprake is van auteursrechtelijk plagiaat door De Graaf is volgens Dommering nauwelijks meer vast te stellen, omdat de bijdragen door de collaboratieve opzet van het ERC-onderzoek door elkaar zijn gaan lopen. ‘De afspraak die begin 2019 tussen Daan den Braven en Beatrice de Graaf is gemaakt, heeft deze procedurele onzorgvuldigheid onvoldoende rechtgezet, nog afgezien van de vraag of deze afspraak op zichzelf voldoende is uitgevoerd.’
Na interventie door decaan Dorsman had Daan de zaak alsnog aanhangig moeten maken bij de Integriteitscommissie die ‘zowel procedureel, feitelijk als juridisch een beter onderzoek kunnen doen dan het departementshoofd.’
Noot van de redactie
Dommering heeft voor zijn opinie student Daan niet gehoord. Verder hebben we Dommering gewezen op verschillende onzorgvuldigheden in zijn opinie, bijvoorbeeld dat Daan de publiciteit gezocht zou hebben. Dat was zeker niet het geval, hij heeft enkel wederhoor gegeven nadat Argos een tip kreeg. Zo staat er bijvoorbeeld ook niet in vermeld dat De Graaf uitdrukkelijk heeft beloofd aan de studenten om ook naar de papers te verwijzen indien nodig. De heer Dommering heeft zijn opinie niet aangepast.
Reactie de Graaf en UU op uitzending 19 maart
In de radio-uitzending van zaterdag 19 maart reageert De Graaf op de beoordeling van de door Argos geraadpleegde deskundigen. Advocaat Christiaan Alberdingk Thijm, die haar en de UU bijstaat, is eveneens aanwezig.
De Graaf vindt dat de door Argos geraadpleegde deskundigen ‘selectief’ zijn geïnformeerd. Het dossier over de overlap dat zij zelf heeft opgesteld en eerder aan Argos heeft verstrekt (op voorwaarde deze stukken niet verder te verspreiden) had volgens haar toch gedeeld moeten worden. ‘Er hebben inmiddels meerdere mensen gekeken naar dit verhaal. Uw deskundigen, die u trouwens ook niet volledig citeert, want u citeert ook het afdelingshoofd Dorsman dat hij zou hebben gezegd dat het een onontwarbaar web is, maar dat heeft Daan zelf gezegd dat het onontwarbaar is. Dus Daan zelf vond dat al. Dat is een patroon dat u mij onvolledig citeert en mij vervolgens citaten voorlegt die niet kloppen.’
Ook vindt de Graaf dat een belangrijk, ontlastend citaat uit de opinie van Dommering is weggelaten. Namelijk: ‘Ik kom tot de conclusie dat er nooit sprake is geweest van een schending van de wetenschappelijke integriteit, omdat het duidelijk was dat de hele opzet van het onderzoek, het onderwijs daarover, de aantekeningen en het boek zelf afkomstig zijn van De Graaf. En dat ze daar al jaren voor het geven van de cursus mee bezig was.’
Op de constatering – ook van Dommering – dat de zaak niet intern had moeten worden beoordeeld door de UU, maar door de commissie wetenschappelijke integriteit, zegt De Graaf:
‘Ik vind wetenschappelijke integriteit enorm belangrijk. Ik heb vorige week de Comeniusprijs gewonnen voor de bijdrage die ik lever met het dienstbaar maken van onderzoek en samenleving. Het allerleukste is om studenten mee te nemen in je archiefonderzoek. Ik trek hieruit de les dat ik dit nog zorgvuldiger zal doen. Maar wat ik heel ernstig vind is dat dit soort hetzes het voor docenten ook heel angstig maken om nog zoiets met studenten te doen en dat zou heel erg jammer zijn, dus ik hoop heel erg dat hieruit nog iets moois tot stand komt en dat voortaan we dit beter met elkaar zullen doen en dat docenten en studenten hier ook betere afspraken over zullen maken. En ik zal de eerste zijn die daar betere afspraken over zal maken.’
In een schriftelijke verklaring herhaalt ook de Universiteit Utrecht de beschuldiging van journalistieke onzorgvuldigheid. ‘Dat Argos de wetenschappelijke integriteit van De Graaf in twijfel blijft trekken is onterecht.’
Jaap Maat en historicus Geerten Waling laten in een reactie weten alle stukken te hebben bekeken en bij hun standpunt te blijven. Maat: Ik heb het aanvullende materiaal bestudeerd, en dat heeft mij geen aanleiding gegeven om mijn standpunt te veranderen. Ik vind het netjes van Argos dat ze aanvankelijk aan het verzoek van UU/BdG/advocaat hebben voldaan. Zorgvuldige journalistiek. Het extra materiaal doet niets af aan het feit dat in het boek van BdG het werk van de student is gebruikt zonder dat dat is erkend.’
Angstcultuur
PNN deed vorig jaar onderzoek onder zestienhonderd promovendi. Bijna 5 procent zei met inbreuken te zijn geconfronteerd op de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. Hieronder waren ook tien gevallen van plagiaat.
Voorzitter Meaghan Polack van Promovendi Netwerk Nederland (PNN), vindt het verhaal van student Daan herkenbaar en ziet dat jonge wetenschappers vaker aan het kortste eind trekken. Volgens haar heeft het voor jonge wetenschappers en studenten nauwelijks zin om hun beklag te doen als zij geconfronteerd worden met schendingen van wetenschappelijke integriteit.
‘Dat is echt wat we vaker zien. En dat het nog een groter probleem is dat het grootste deel van de promovendi, jonge onderzoekers, dit niet als een probleem zien. Ook op de manier waarop deze student op deze casus ermee om is gegaan. Dus dat hij eerst bij de hoogleraar zelf heeft gevraagd van goh, hoe zit het nou? Dat is gewoon omdat hij niet durft in die afhankelijkheidspositie, in die machtspositie naar voren te komen en naar zo’n commissie te gaan. Dit is echt wel een patroon.’
Ook Polack heeft alle documentatie bekeken en schrikt van de wijze waarop de UU is omgegaan met een serieus vermoeden van een integriteitsschending.
‘Het wordt heel erg afgedaan als het is een foutje, maar dit is wel een symptoom van een grotere ziekte. En dat het zo wordt weggewimpeld, onder de mat wordt geschoven en zo nonchalant over wordt gedaan. Dat is eigenlijk juist het probleem.’
Reputatie
Hoogleraar methodologie en integriteit Lex Bouter van de Vrije Universiteit ziet dat ook zo. ‘Universiteiten zijn naast onderwijsinstellingen ook organisaties die hun eigen reputatie en die van hun medewerkers willen beschermen.’ Hij benadrukt dat hij niet weet of dit aan de orde is in het geval van hoogleraar Beatrice de Graaf. ‘Ik heb de zaak niet onderzocht en wil dat ook niet doen, dat is het werk van een commissie wetenschappelijke integriteit.’
Over de beslissing van de Universiteit Utrecht om geen onderzoek in te stellen zegt Bouter: ‘Een College van Bestuur kan zelf een onderzoek instellen, ook als er geen klacht is ingediend. Dat kan ook van belang zijn om geruchten te ontzenuwen als er niets aan de hand is. Verder was wellicht goed geweest als het college van bestuur bij deze casus had gezegd: weet je wat we halen de angel eruit, het gaat ons niet meer over deze specifieke casus, maar we zien dit als een signaal om eens te kijken hoe dat nu gaat met het gebruik van werk van studenten in wetenschappelijk onderzoek van onze medewerkers en of dat onze regels wel goed op orde zijn en of onze studenten fair behandeld worden. Dan gebruik je het als aanleiding om de kwestie in de breedte te bespreken. Dat is helaas niet gebeurd zover ik weet.’
Reactie UU
Argos besteedt in twee uitzendingen (22 mei 2021 en 19 maart 2022) aandacht aan een boek van Beatrice de Graaf. Volgens Argos zou De Graaf bij het schrijven van haar boek in 2018 teveel gebruik hebben gemaakt van de scriptie van een oud-student. Er zou sprake zijn van overlap in de tekst en de voetnoten van een hoofdstuk van het boek en de scriptie. De oud-student maakte deel uit van een tutorial waarbinnen De Graaf materiaal van haar onderzoek deelde met haar studenten. Ze deelde haar interpretaties, bronnen en literatuur die ze gedurende vijf jaar uit archieven had verzameld.
De kwestie is in 2018 door het departementshoofd in samenspraak met de decaan beoordeeld. Die vonden het niet een geval voor de Commissie Wetenschappelijke Integriteit. De oud-student is erop gewezen dat het hem vrij staat de kwestie desgewenst aan dat gremium voor te leggen. Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Beatrice de Graaf en de oud-student. Na dat gesprek heeft De Graaf in een volgende druk verwezen naar de oud-student. Hij gaf toen aan dat hij daar blij mee was.
Argos heeft diverse deskundigen benaderd om de kwestie te beoordelen. De door Argos ingeschakelde autoriteit op het gebied van wetenschappelijke integriteit en auteursrecht, prof. dr. Egbert Dommering, concludeerde in 2021 dat ‘het duidelijk is dat de hele opzet van het onderzoek, het onderwijs daarover en het boek zelf afkomstig is van Beatrice de Graaf, waar ze al jaren voor het geven van de cursus mee bezig was’.
Argos heeft nu weer nieuwe personen benaderd die een andere beoordeling hebben gegeven. Deze deskundigen hebben echter niet de beschikking gekregen over alle stukken van Argos. De Universiteit Utrecht vindt dit journalistiek onzorgvuldig van Argos. Dat Argos de wetenschappelijke integriteit van De Graaf in twijfel blijft trekken is onterecht.
Hieronder zetten we de feiten nog eens op een rij.
Een groep van zeven masterstudenten kreeg in 2017 de kans te participeren in een sinds 2013 lopend onderzoek van prof. dr. Beatrice de Graaf. In een zogeheten collaboratorium gingen de studenten aan de slag met bronnenmateriaal, literatuur, aantekeningen en draft-teksten van De Graaf. Het materiaal was vaak niet eerder gepubliceerd, soms zelfs vertrouwelijk. Het ging om een nieuw en zeer specialistisch onderwerp.
De studenten kregen niet alleen toegang tot bijzondere documenten; ze kregen ook college over de stof, ongepubliceerde teksten en aantekeningen. De studenten kregen als opdracht een werkstuk te schrijven op basis van het materiaal, in de wetenschap dat hun bijdrage een plek zou kunnen krijgen in een te verschijnen monografie. Dit boek is in oktober 2018 verschenen onder de titel ‘Tegen de Terreur’, een boek van 500 pagina’s, waarvan 100 pagina's verantwoording met noten, begrippen- en personenlijst, bibliografie en dankwoord.
De zeven studenten hebben zich met veel enthousiasme van de opdracht gekweten. Ze hebben allemaal hoge cijfers gekregen. Uit aantekeningen uit de tijd van het collaboratorium van De Graaf en van studenten blijkt dat zij onder meer uitgebreid met de thematiek van de Geallieerde Raad en herstelbetalingen (1815-1818) bezig was, berekeningen had uitgevoerd, en verwijzingen had verzameld.
In het dankwoord en in het notenapparaat heeft De Graaf degenen die een bijdrage hebben geleverd bedankt en naar hun werk verwezen, onder wie ook een van de studenten betrokken bij het collaboratorium. Een andere student heeft zich er eind 2018 over beklaagd dat dat in zijn geval niet was gebeurd. Hierover heeft deze, inmiddels oud-student, in 2018 en 2019 met De Graaf gesproken. De Graaf heeft hem in 2019 aangeboden verwijzingen toe te voegen. De student gaf aan dat hij tevreden was en schreef: ‘Leuk om de vermeldingen te zien op die drie plekken. Het komt overeen met wat me redelijk leek n.a.v. ons gesprek dus ik ben er blij mee.’
In 2020 kreeg het departementshoofd prof. dr. Leen Dorsman vervolgens een melding van een collega dat een student het gerucht verspreidde dat De Graaf passages uit een scriptie gebruikt zou hebben. Dorsman heeft contact opgenomen met de student. Hij heeft de teksten vergeleken, wederhoor gehaald bij De Graaf, omtrent definities afstemming gezocht met de toenmalige voorzitter van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de UU, prof. dr. Ton Hol, en afgestemd met de decaan van de faculteit (tevens voorzitter van de commissie die de landelijke code Wetenschappelijke Integriteit heeft opgesteld), prof. dr. Keimpe Algra. De eindconclusie was dat geen sprake was van schendingen van de wetenschappelijke integriteit. Dorsman schreef vervolgens aan de oud-student:
“Zet ik alles op een rij dan kom ik tot de conclusie, en dat heb ik haar ook verteld, dat het slordig is geweest om jou niet te noemen, maar ze heeft dat naar mijn mening gecompenseerd door je in de tweede druk te noemen en in drie eindnoten naar jouw werk te verwijzen. Ik vind dat een genereus gebaar van haar.”
Dorsman heeft de oud-student over zijn bevindingen geïnformeerd en gewezen op opties om een formele klacht in te dienen als hij het er niet mee eens was of te rade te gaan bij de universitaire vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit. Dat heeft hij niet gedaan.
Wel herhaalde de oud-student zijn beschuldiging in het radioprogramma Argos. De journalisten van Argos benaderden Beatrice de Graaf voor wederhoor. De Graaf stond hen te woord, lichtte toe hoe overlap te verklaren is, en gaf hen een uitgebreid dossier met onder meer de cursussyllabus, teksten, haar aantekeningen, verklaringen van deelnemers aan het collaboratorium, en een scriptiebeoordelingsformulier waarin staat dat de student verzuimd heeft aan te geven ‘dat de vraag, de bronnen, en de discussie voortkomt uit het ERC onderzoek, en dat de vraag al eerder is gesteld in artikelen en bundelen die vanuit het ERC-team in de maak zijn.’
Argos stelde dit dossier niet ter beschikking aan de deskundigen die in de uitzending op 22 mei 2021 aan het woord kwamen en beschuldigingen uitten. Wel kreeg Beatrice de Graaf de kans op de aantijgingen te reageren in de uitzending. Dat heeft ze gedaan.
Na de uitzending volgde een in de ogen van De Graaf goed nagesprek. Maar enkele weken later werd ze door Argos opnieuw benaderd. Argos had prof. Egbert Dommering gevraagd om zich over de zaak te buigen. De heer Dommering is een grote autoriteit op het terrein van wetenschappelijke integriteit en auteursrecht. Ook hij bleek echter niet over het complete aangeleverde dossier te beschikken. Nadat hij dit kreeg en een gesprek voerde met Beatrice de Graaf heeft prof. Dommering– die als deskundige dus door Argos was geselecteerd – een uitgebalanceerde opinie geschreven. Hij schreef onder meer:
“Naar mijn mening is er in deze kwestie nooit een discussie geweest over wetenschappelijk plagiaat, omdat het duidelijk is dat de hele opzet van het onderzoek, het onderwijs daarover en het boek zelf afkomstig is van Beatrice de Graaf, waar ze al jaren voor het geven van de cursus mee bezig was. De vraag van de auteursrechtelijke inbreuk is dus beperkt tot de vraag welke vorm van verwijzing op onderdelen noodzakelijk of wenselijk zou zijn geweest.
Omdat in het spraakgebruik de term ‘plagiaat’ nogal beladen is, wordt het onderscheid tussen het auteursrechtelijke en wetenschappelijke plagiaat snel uit het oog verloren. Uit de geciteerde vraagstelling van Argos blijkt dat zij bedoelden auteursrechtelijk plagiaat aan de orde te stellen en daar hebben de deskundigen in de uitzending en ik in mijn eerste commentaar ook op gerespondeerd. Nu ik de hele kwestie heb kunnen beoordelen, kom ik tot de slotsom dat het door de gevolgde werkwijze bij het seminar moeilijk is om vast te stellen of er sprake is van auteursrechtelijk plagiaat, omdat de bijdragen door elkaar lopen. En bovendien vraag ik me af of het de juiste sleutel is om deze kwestie te analyseren. Ik zie eerder een opeenstapeling van procedurele onzorgvuldigheden die tot de huidige escalatie heeft geleid.”
Op 11 maart 2022 benaderde Argos Beatrice de Graaf voor een derde keer met een verzoek om wederhoor. Er was weer een nieuwe deskundige die haar verwijten maakte. Ook dr. Jaap Maat, had van de redactie niet het volledige dossier gekregen dat De Graaf aan Argos ter beschikking stelde. De UU heeft Argos laten weten dat dit onzorgvuldige journalistiek is, en geen pas geeft als je de integriteit van een wetenschapper in twijfel trekt.
Wat de UU betreft staat het de student natuurlijk nog steeds volledig vrij een klacht in te dienen. Hiertoe zijn procedures beschikbaar. Na een oordeel van het college van bestuur op basis van een onderzoek en advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit Utrecht kan desgewenst nog een second opinion worden gevraagd bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit.
Beatrice de Graaf zelf zegt over de kwestie het volgende (en dit is op 16 juli 2021 ook al gemaild aan Argos):
“Ik vind het heel jammer dat deze zaak zo is gelopen. Ik heb genoten van deze nieuwe vorm van onderwijs, van de interactie met Daan en de andere studenten. We deelden de passie voor het onderwerp en de studenten legden veel inzet en scherpzinnigheid aan de dag.
Meteen toen ik in december 2018 van Daan bericht ontving dat hij vond dat ik naar hem had moeten verwijzen in het boek Tegen de Terreur, heb ik hem al gemaild dat het ‘nooit mijn bedoeling was om hem te duperen’. Daan en ik zijn in gesprek gegaan. Ik heb volmondig toegegeven dat het beter was geweest als ik hem – zoals ik ook had gedaan met een andere student – in de eerste druk meteen had bedankt voor zijn bijdrage. Ik heb aangeboden dat alsnog te doen. Daan gaf aan, na bedenktijd en overleg via de mail, dat hij met mijn suggesties voor verwijzingen tevreden en ook blij was. Dat we achteraf moeten vaststellen dat er toch iets van onvrede bij hem is blijven hangen, vind ik spijtig.
In de wetenschap werk je vaak samen en wat mij betreft kan een verwijzing of dankwoord naar anderen waaraan je als auteur schatplichtig bent niet ruim genoeg. Onderzoek is altijd teamwerk. Ik heb duizenden documenten en bronnen geraadpleegd, daarnaar verwezen, en mijn uiterste best gedaan om iedereen te bedanken die me heeft geholpen. Het laatste wat ik wil, is een student van me hierbij vergeten of tekort doen. Het is vervelend dat er bij Daan een gevoel van onvrede is blijven hangen. Om die reden heb ik hem uitgenodigd nog een keer met mij in gesprek te gaan. Zowel in de uitzending op 22 mei, als daarna per mail. Ik sta daar nog steeds voor open.”