Hoofdconducteur en VVMC-bestuurslid Michiel van Loo denkt er niet graag aan terug. Maar in de twintig jaar dat hij bij de Nederlandse Spoorwegen (NS) werkt, heeft hij het ‘helaas een aantal keren mogen meemaken’: een aanrijding met een persoon op het spoor. Van Loo is niet de enige. 947 conducteurs en machinisten, allen lid van de Vakbond voor Rijdend Personeel (VVMC), vulden de voorbije weken een enquête in van studenten journalistiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Die deden de afgelopen maanden onderzoek naar hoe spoorpersoneel wordt voorbereid op aanrijdingen en deelden hun resultaten met Argos.
Bijna driekwart van de ondervraagden geeft aan een aanrijding met een persoon te hebben meegemaakt. Een deel van hen zegt sindsdien met psychische klachten te kampen. Na een aanrijding zijn hoofdconducteurs vaak de eerste die de trein uit moeten, om eerste hulp te verlenen aan het slachtoffer of het stoffelijk overschot af te dekken. De impact van zo’n traumatische gebeurtenis kan enorm zijn en leidt in meer dan 60 procent van de gevallen tot langdurig ziekteverzuim. Dat blijkt uit cijfers van geregistreerde beroepsziekten bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) die Argos heeft opgevraagd.
Bedrijfsartsen zijn verplicht beroepsziekten – een ziekte of aandoening als gevolg van werk –aan het NCvB te melden. Het NCvB bracht op verzoek van Argos sectoren in kaart waar ‘beroepsziekten door een traumatische ervaring’ regelmatig worden gerapporteerd. In de periode 2017 tot en met 2019 staat spoorpersoneel op de vierde plaats, na politieagenten en zorgmedewerkers. Ook PTSS – posttraumatisch stresssyndroom - komt bij treinmachinisten en hoofdconducteurs relatief vaak voor.