Hoe word je op jonge leeftijd dakloos? En hoe kom je er weer uit? Nadat de eerste reacties van jongeren binnenstromen, komen we in contact met Carmen. Op haar negentiende kwam ze op straat te staan. 'Er werd heel veel van mij verwacht en ik kon het op dat moment niet waarmaken.'

Meer dan een klein blauw koffertje had ze niet bij zich. Dat koffertje kan de nu 23-jarige Carmen zich nog goed herinneren. Er zaten twee broeken in, een paar shirtjes en een trui. Ook een handdoek en een tandenborstel. Carmen, lachend: ‘En mijn stijltang waar ik eigenlijk niks aan had.’

Carmen – donkere krullen en stoere sneakers aan haar voeten – vertelt er nuchter over in een buurthuis vlakbij haar woning. Ze heeft, na vier jaar aan de poorten rammelen van de hulpverlening, weer een eigen dak boven het hoofd, maar de ervaringen zijn nog vers en mogelijk nuttig voor twee journalisten die een onderzoek naar dakloosheid onder jongeren doen. Ze wil er best over praten, maar liever heeft Carmen niet dat we de plek noemen waar ze nu woont, of haar achternaam. Weinig mensen kennen haar verhaal. Ze heeft bovendien een dochtertje van 1,5 en wil niet dat mensen in haar directe omgeving ‘het’ te weten komen.

Schieten we tekort in onze hulp aan deze groep jongeren?

Waarom? En waar gaat het dan mis? Daarover komen we graag met je in contact. Leef je zelf op straat? Ben je werkzaam in de hulpverlening, voor een gemeente of anderszins verbonden met de problematiek waarmee zwerfjongeren kampen? Deel hier je verhaal.

‘Ik schaamde me’

‘Het’ begint wanneer ze negentien is, vertelt Carmen. Wanneer ze door de politie uit huis wordt gehaald. Haar vriend, met wie ze op dat moment samenwoont, mishandelt haar. ‘Het ging gewoon niet meer. Eigenlijk was het vanaf dat moment overleven.’ Het contact met haar ouders is op dat moment al verbroken en tijdens haar relatie heeft ze ook haar vriendinnen ‘een beetje laten vallen’. Carmen: ‘Ik schaamde me, dus ik durfde niet bij mijn ouders en mijn vriendinnen aan te kloppen op dat moment.’

Die week sliep Carmen drie nachten buiten. Al komt van slapen niet veel terecht. Carmen: ‘Overdag zocht ik de mensen op. Ik deed er alles aan om niet gezien te worden als zwerver. Ik deed gewoon altijd nog mijn make-up en ik zag er heel erg verzorgd uit, omdat ik bang was dat mensen het aan me zouden kunnen zien. ‘s Nachts zocht ik juist openbare plekken op, omdat ik bang was dat als ik in donkere stegen zou gaan liggen, het misschien wel fout zou kunnen gaan.’

Alcoholisten

Uitrusten probeert Carmen overdag op een handdoek in het park. Ondertussen zoekt ze via Google naar een huis en hulp. ‘Bij veel instanties was er een wachtlijst. Of kon ik niet terecht, omdat ik dan net weer te oud was, of te jong’, verzucht ze. Carmen legt uit dat je om in aanmerking te komen voor hulp over een diagnose moet beschikken, of een indicatie van de gemeente. ‘Die had ik niet, dus konden ze me niet helpen. Soms verwezen ze me naar de nachtopvang.’

Juist die nachtopvang – bedoeld om dak- en thuisloze mensen een slaapplek te bieden – ziet de jonge Carmen niet zitten. ‘Ik vond dat gewoon een heel eng idee. Ook door het beeld dat daar alleen maar mensen zitten die drugs gebruiken en zich niet douchen of onverzorgd zijn. En allemaal mannen die alcoholisten zijn. Als meisje wil je daar niet tussen zitten.’

Vorige week publiceerde de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) een kritisch rapport over de huidige aanpak van dakloosheid. Volgens de RVS noemen jongeren een relatiebreuk of conflict als nummer-1-oorzaak voor dakloosheid. ‘Verschillende regels en procedures, duwen kwetsbare jongeren vervolgens (onbedoeld) dakloosheid in, of houden hen daar’, lezen we in het rapport van RVS. Het aantal dakloze jongeren is sinds 2009 meer dan verdrievoudigd. De RVS: ‘Zo’n 25 à 30 procent van de jonge daklozen heeft een licht verstandelijke beperking. Ook is bekend dat 60 procent jeugdzorg heeft (gehad) en dat bij een kwart tot een derde in het verleden ondertoezichtstelling is uitgesproken.’

De adviesraad bepleit ‘een structureel andere aanpak van dakloosheid waarbij preventie en het recht op huisvesting voorop moeten komen te staan.’

Angstaanvallen

Wanneer het Carmen uiteindelijk lukt om via een hulporganisatie een appartement te bemachtigen, betekent dat nog niet dat ze uit de problemen is. Ze deelt de woning met een jongen en een meisje van haar leeftijd. Als onderdeel van het traject wordt verwacht dat ze aan doelen werkt, zoals starten met school. ‘Er werd heel veel van mij verwacht en ik kon het op dat moment niet waarmaken.’ Ze heeft last van angstaanvallen en kan niet goed overweg met de hulpverleners. Na drie maanden verlaat ze het project. ‘Achteraf gezien was de basis niet in orde’, blikt Carmen terug. ‘Ik wilde het liefst naar mijn moeder toe, maar dat kon op dat moment niet. En ook vanuit de hulpverlening denk ik dat ik gewoon een arm om mij nodig had gehad. Ik denk dat dat heel veel troost had geboden.’

Wat volgt is een precaire periode. Vrijwel iedere avond slaapt Carmen ergens anders. Ze zwerft tussen logeeradressen in drie verschillende steden. Soms slaapt ze bij een vriendin of kennis. Regelmatig gaat ze naar de wc bij het treinstation. ‘Daar kon ik dan ook mijn gezicht wassen.’ Douchen kon weer bij een vriendin. ‘Als zij overdag aan het werk was, kon ik in haar huis zitten en probeerde ik bij te slapen. Als dat echt niet kon, probeerde ik buiten op een bankje mijn ogen dicht te doen. ‘s Nachts was ik dan gewoon wakker.’

Piepschuim matras

Na een maand aanhoudend bellen kan Carmen terecht in de crisisopvang. Eerder is er geen plek. Ze krijgt een eigen slaapkamer met kledingkast. ‘Het lijkt eigenlijk een soort gevangenisje. Een soort stalen bed met zo'n piepschuim matras en het is allemaal een beetje oud. Maar ik was allang blij dat ik mijn eigen kamertje had en een normaal bed om in te slapen.’ Ook durft Carmen na een lange tijd weer op haar bankrekening te kijken: ‘In de crisisopvang vroegen ze: hoe ziet jouw financiële situatie eruit en durf je daarnaar te kijken?’ Om haar schulden weg te werken – ‘best wel een heel groot bedrag’ – krijgt ze een bewindvoerder toegewezen. Ook bezoekt ze een psycholoog. Die constateerde: posttraumatische stress (PTSS). Dat bevestigt ook haar hulpverlener aan ons. Carmen: ‘Voor mij viel alles op zijn plek, dat ik inderdaad niet naar school kon door deze problemen. Dat is eerder niet gezien.’

Een huis heeft Carmen nu wel. Ze kon doorstromen naar een woning, speciaal bedoeld voor jongeren zoals zij. Na een ‘heel lang traject en mezelf openstellen en tien keer hetzelfde verhaal vertellen’, ziet haar leven er rooskleuriger uit. Ze is schuldenvrij, sinds vorige week; ze studeert pedagogiek en bereidt zich nu voor op haar laatste jaar. Daarna zou Carmen graag in de jeugdzorg willen werken: ‘Jongeren begeleiden die misschien zelf wel in soortgelijke situaties als ik hebben gezeten.’

Terugkijkend is het een periode waarin ze ‘veel heeft geleerd’, zegt Carmen. Over zichzelf, maar ook over gemeenten en hulpverleners. Die zouden volgens haar soms best eens ‘door de vingers kunnen kijken’ als het gaat om de regels die er zijn rondom dakloze en thuisloze jongeren. En haar advies voor jongeren die in dezelfde situatie zitten als zij toen? 'Durf jezelf open te stellen en eerlijk te zijn over wat er speelt. Ik denk dat dat je verder helpt.'

200 miljoen voor aanpak dakloosheid

In reactie op het RVS-advies maakte het ministerie vorige week bekend 200 miljoen euro vrij te maken voor de aanpak van dakloosheid. Het geld is bestemd voor begeleid wonen-projecten, betere opvangplekken, maar ook preventie – dus ervoor zorgen dat mensen überhaupt niet dakloos worden. Deze week concludeerde datzelfde ministerie in een Kamerbrief dat gemeenten niet in staat zijn om te bepalen hoe groot het probleem van dakloosheid in Nederland nu precies is. De reden: een wirwar aan definities, schattingen en manieren van tellen waar ook het ministerie geen chocolade van kan maken. Ook wij probeerden al eerder een vinger te krijgen achter de aantallen zwerfjongeren per gemeente.