‘Het valt niet uit te sluiten dat Ritueel Misbruik in Nederland voorkomt’, aldus minister Ferd Grapperhaus van Justitie en Veiligheid. Toch ziet hij ‘gelet op het verloop van (het geringe aantal) opsporingsonderzoeken in de afgelopen jaren […] geen noodzaak om nu een dergelijk onderzoek te initiëren.’
Een argument dat minister Grapperhaus hiervoor opvoert, is dat de afgelopen zeven jaar maar drie aangiftes met rituele kenmerken ter beoordeling zijn voorgelegd aan de LEBZ, de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken. ‘Ik zal de politie vragen mij actief te informeren indien er signalen zijn die op een andere trend wijzen.’
Ook wijst Grapperhaus erop dat hij in antwoord op Kamervragen over de aard en omvang van duivelsuitdrijvingen in Nederland heeft aangegeven dat ‘gezien de omvangrijke onderzoeksagenda van het WODC en de hoeveelheid onderzoeken die nog in de wachtrij staan’, hij het ‘niet wenselijk’ vindt om ‘een separaat onderzoek op te starten’.