In het persbericht wordt erkend dat het cruciale gesprek op 30 maart 2012, waar Deetman en Kreemers intimiderend druk uitgeoefend hebben volgens de bestuursleden van KLOKK, heeft plaatsgevonden. Deetman erkent ook dat hij in dat gesprek aan KLOKK expliciet steun heeft gevraagd. Volgens de bestuursleden van KLOKK heeft hij nog meer dan dat gedaan. Daarover rept de verklaring niet. Het wordt niet bevestigd en ook niet ontkend dat Deetman steun van KLOKK voor een parlementaire enquête onwenselijk vond.
In het persbericht wordt gemeld dat op 1 maart 2012, dus bijna een maand voor de dag van het cruciale gesprek, door de Tweede Kamer al een motie die om een parlementaire enquête vroeg verworpen zou zijn.
Maar dat klopt niet.
Het misverstand kan zijn ontstaan omdat de Kamer op 28 februari de motie Arib verwierp waarin de regering gevraagd werd een onderzoek in te stellen naar “aard en omvang van lichamelijke en geestelijke mishandeling binnen de katholieke kerk”.
Maar Arib had nog een andere motie ingediend, motie nr. 84, waarin het “Presidium” van de Kamer werd verzocht “voorstellen te doen voor de opzet en de vorm van een parlementair onderzoek naar misbruik binnen de katholieke kerk en de rol van genoemde overheidsinstellingen daarbij. (cursivering van de red.)
Die motie is aangehouden.
In de derde week van maarttekende zich een meerderheid af in de Kamer voor deze motie.
Maar de motie is nooit in stemming gebracht. Dat komt vooral doordat KLOKK zich in een ronde tafel gesprek in de Tweede Kamer op 18 april verrassend uitsprak tegen zo’n parlementair onderzoek. Zoals te horen is in de uitzending van Argos. En ook bevestigd is door KLOKK-voorzitter Klabbers en K. Arib, nu voorzitter van de Tweede Kamer, toen Kamerlid voor de PvdA.
Wij betreuren het dat door dit persbericht namens de commissie Deetman, op onterechte gronden getornd wordt aan de verklaringen van bestuursleden van KLOKK
++++++++++++++++++
Hieronder het persbericht van Gert Jan Verhoog, de woordvoerder van Deetman en Kreemers, dat gisteren na onze uitzending is verstuurd
Persbericht
Deetman en Kreemers: afstand van bewering in Argos
Geen actie tegen parlementaire enquête
DEN HAAG, 30 april 2016 – Voorzitter drs W.J. (Wim) Deetman en onderzoeksmanager dr H.P.M. (Bert) Kreemers van de voormalige onderzoekscommissie seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk (commissie Deetman) nemen afstand van de bewering dat zij slachtoffers zouden hebben aangezet tot stellingname tegen een parlementaire enquête. In de uitzending eerder vandaag van het programma Argos op Radio 1 komt die suggestie ter sprake.
In hun reactie op de ‘reconstructie’ door Argos geven Deetman en Kreemers hieronder een overzicht van de voornaamste feiten ten aanzien van de genoemde bewering. De onafhankelijke onderzoekscommissie presenteerde op 16 december 2011 haar eindrapport over seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke Kerk (RKK). De commissie deed dit onderzoek in opdracht van de RKK bisschoppenconferentie in Nederland en de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR).
Onafhankelijkheid
Tijdens het onderzoek vroegen slachtoffers en hun organisaties zich openlijk af of dit onderzoek wegens deze opdrachtgevers wel onafhankelijk kon zijn en of een parlementair onderzoek niet meer in de rede zou liggen. Deetman reageerde hier tijdens het onderzoek steeds met respect en begrip op, ook omdat slachtoffers zich al zo lang niet gehoord wisten.
Onderzoeksmanager Kreemers van de commissie wijst in dit verband op twee gelegenheden waarin slachtoffers hebben laten weten dat ze de commissie zouden beoordelen op de uitkomsten van haar onderzoek en na presentatie hiervan zouden besluiten over een eventueel pleidooi voor een parlementaire enquête. Dat was begin december 2010, kort na het eerste tussenadvies van de commissie, en tegen het eind van 2011, kort voor de publicatie van het onderzoeksrapport.
In gesprekken met slachtoffers, persconferenties, interviews en andere uitingen gaf Deetman ten aanzien van een eventueel parlementair onderzoek steeds als antwoord dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid heeft: parlement, kerk en slachtoffers. Ook benadrukte hij dat de onderzoekscommissie niet gaat over een parlementaire enquête en dat het de verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer is om hierover te besluiten. Kreemers onderschrijft volledig en onverkort het telkens door Deetman verwoorde standpunt dat de Tweede Kamer zelf gaat over het instellen van een parlementaire enquête.
Vertrouwen
Ook na de presentatie van het eindrapport van de onderzoekscommissie volgden publicaties in de media die de integriteit van de commissie in het algemeen en de persoon van Deetman in het bijzonder in twijfel trokken. Tegelijkertijd bereikte Deetman ook van de kant van slachtoffers een indringend verzoek om niet alleen een vervolgonderzoek te doen. Ze drongen er bovendien bij hem op aan als ‘waakhond’ de uitvoering van aanbevelingen in het eindrapport door de kerkelijke autoriteiten te monitoren.
Bij de afweging van dit verzoek ging het voor Deetman om de vraag of de slachtoffers vertrouwen konden stellen in monitoring door de hem, nu zij met het eindrapport ook de deugdelijkheid en onafhankelijkheid van onderzoek en commissie konden beoordelen. Deetman was klaar met het onderzoek en liet met andere woorden het gehoor geven aan de verzoeken om door te gaan afhangen van het vertrouwen van de slachtoffers in het onderzoeksrapport, zijn commissie en hemzelf.
Standpuntbepaling
Die vraag lag voor in het gesprek op 30maart 2012 te Den Haag, waarnaar Argos verwijst, tussen Deetman, Kreemers en vertegenwoordigers van de stichting Koepel Landelijk Overleg Kerkelijk Misbruik (KLOKK). In dit gesprek drong Deetman er bij KLOKK uitsluitend op aan standpunt te bepalen over het vertrouwen in de commissie en hem, opdat hij voor zichzelf de genoemde afweging kon maken al dan niet op de verzoeken in te gaan. Kreemers, die bij alle bijeenkomsten en gesprekken van Deetman met slachtoffers aanwezig was, bevestigt dit. En ook de voorzitter van KLOKK bevestigde dit in een e-mail van 2 april 2012 aan Kreemers.
In het persbericht van 2 april 2012 onder de kop ‘Lotgenotengroepen spreken steun uit voor commissie Deetman’ maakte KLOKK het door Deetman gevraagde standpunt kenbaar. In de inleiding van ditpersbericht formuleert de stichting: ‘KLOKK wil aanvullend onderzoek door de heer Deetman en voortzetting van het toezicht op de uitvoering van aanbevelingen door Deetman en de voormalige commissie, samen met de bij KLOKK aangesloten slachtoffergroepen. Dat is op dit moment noodzakelijk voor het proces van erkenning, genoegdoening, hulp, compensatie en zorg’.
Deetman hecht er met voorgaand overzicht van feiten ook aan geen ruimte te geven aan enige twijfel over zijn respect voor het parlement. In de uitzending van Argos heet genoemde overleg van 30 maart 2012 overigens met zoveel woorden beslissend voor de houding van KLOKK jegens een parlementaire enquête. De motie waarin het Tweede Kamerlid Khadija Arib (PvdA) opriep totvoorbereidingen voor een parlementair onderzoek dan wel parlementaire enquête werd bijna een maand eerder, op 1 maart 2012, verworpen.
Versterking organisatie van KLOKK
Kreemers voerde op verzoek van alle bestuursleden vanKLOKK begin 2012 gesprekken met hen over verbeteringen in het functioneren van KLOKK. Op 28 februari 2012 legde hij zijn verbetervoorstellen voor aan KLOKK. Een dag later lichtte Kreemers zijn voorstellen toe in een bespreking met mensen in en om het bestuur van KLOKK. Eerder die dag liet het bestuurslid Dolf van Nijnatten hem per e-mail weten dat ‘in het belang van de slachtoffers zijn plek binnen KLOKKbestuur beschikbaar’ was. Ook mevrouw Maud Kips, die werkzaamheden voor het bestuur van KLOKK uitvoerde, liet die dag per e-mail weten ‘sterke twijfels [te hebben] aan mijn bereidheid mee te blijven werken’.
Onderzoek
Met haar onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek bracht de commissie Deetman aard, omvang en omstandigheden van, als ook de verantwoordelijkheden voor seksueel misbruik van minderjarigen in de RKK in Nederland in beeld, evenals de gevolgen hiervan voor slachtoffers en hun omgeving. Naast een analyse van de meldingen van seksueel misbruik en/of fysiek geweld en van de verklaringen van plegers voorzag het onderzoek onder andere in enquêtes (survey), diepte-interviews, casestudies, essays, een studie naar de internationale literatuur en het archiefonderzoek.