Onze toezichthouders schieten keer op keer te kort, zo blijkt uit tal van rampen en schandalen waarbij de veiligheid van tevoren werd verwaarloosd. Er moet meer duidelijkheid komen over de rol van de toezichthouder en de diensten moeten onafhankelijker worden, stelt Pieter van Vollenhoven. Hij pleit voor het oprichten van een Nationale Inspectie.

Afgelopen juni publiceerde Pieter van Vollenhoven, voorzitter van de Stichting Maatschappij en Veiligheid, al een opiniestuk in het Nederlands Dagblad over zijn toekomstvisie voor de Nederlandse inspectiediensten. Vandaag vertelt de ‘Prins van Veiligheid’ in Argos waarom er een Nationale Inspectie moet komen, en wat dat gaat betekenen voor de bestaande inspecties.

Tijdperk van zelfregulering

Toezicht op het naleven van wetgeving omtrent veiligheid gebeurt op twee manieren: door de externe inspectiediensten van de overheid, zoals bijvoorbeeld de Autoriteit Financiële Markten (AFM) of de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), en door interne toezichthouders van de organisatie of het bedrijf zelf.

Volgens Van Vollenhoven leven we nu in een tijdperk van zelfregulering waarbij de veiligheid te veel wordt toevertrouwd aan de sector. De externe toezichthouder stelt zich terughoudend op om niet betuttelend over te komen. “Ik heb nu het gevoel dat als ze er iets van zeggen dat ze dan bekritiseerd worden”, vertelt van Vollenhoven.

‘Alles is op de werkvloer bekend’

Van Vollenhoven stelt dat dit klimaat leidt tot een zeer slordige omgang met de regels, wat schadelijk is voor de veiligheid. Denk aan het gesjoemel met software in de auto-industrie, of de chemische fabriek DuPont, waar tientallen jaren met een giftige stof werd gewerkt waarvan intern bekend was dat deze zeer schadelijk was voor de gezondheid. Dat er binnen een bedrijf wel bekend is dat er iets mis is, maar dat dit niet wordt gemeld of gecorrigeerd komt vaak voor vertelt Van Vollenhoven: “Ik heb nog nooit een ongeval onderzocht of meegemaakt waar sprake was van een donderslag bij heldere hemel, alles is op de werkvloer bekend.”

Schipholbrand

Een ander voorbeeld van een ramp waarbij achteraf bleek dat er al veel eerder aan de bel had moeten worden getrokken is de Schipholbrand. In 2005 kwamen elf mensen om het leven bij een brand in het cellencomplex op de luchthaven. De brandveiligheid van het detentiecentrum bleek totaal niet op orde te zijn en ook de wettelijke verplichting dat hier 24-uurs bewaking aanwezig moest zijn werd niet nageleefd. De Onderzoeksraad voor Veiligheid, waar Van Vollenhoven destijds voorzitter van was, concludeerde in een vernietigend rapport dat de verschillende toezichthoudende overheidsinstanties allen te kort waren geschoten in hun taak.

Niet onafhankelijk genoeg

Deels oorzaak van het falen van de toezichthoudende instanties is dat ze niet onafhankelijk genoeg zijn. Van Vollenhoven vindt dat hier verandering in moet komen: “Nu zijn ze teveel een verlengstuk van bestuur en beleid. Ik wil dat ze absoluut het publieke belang gaan dienen.” Door deze verwikkeling komt soms niet alle informatie naar buiten. “Ze zeggen ‘we zijn onafhankelijk’, maar als je nu kijkt naar de onafhankelijkheid in alle onderzoeksrapporten dan blijkt dat absoluut niet.”

Waakhond van de maatschappij

Van Vollenhoven vindt dat situaties waarbij de veiligheid op het spel wordt gezet nog te vaak via klokkenluiders of onderzoeksjournalisten aan het licht moet komen. In plaats van dat de toezichthouders ingrijpen vóórdat het mis gaat. “Dat er gesjoemeld wordt met de regels, daar kan ik me nog iets bij voorstellen op grond van economische motieven, maar het moet tijdiger worden hersteld”, stelt Van Vollenhoven. Door de manier waarop het nu is geregeld gebeurt dit niet. Daarom pleit hij voor het oprichten van een Nationale Inspectie. Doel hiervan is “dat zij de waakhond wordt van de maatschappij.”