intensieve pluimveehouderij: de tikkende tijdbom voor een nieuwe pandemie

De intensieve pluimveehouderij bleek de ideale broedplaats voor nieuwe varianten van het vogelgriepvirus. Zelfs op Antarctica eist het nu dierenlevens. Ook wijzelf gaan de gevolgen merken. ‘Van alle grieppandemieën bij de mens sinds 1918 is bekend dat ze helemaal of deels afkomstig zijn van vogelgriepvirussen’, zegt vogelgriepexpert Thijs Kuiken.

tekst: Doortje Nieuwenhuijzen  beeld: Nova van Campen
4 juli 2024

Antarctica moet een gebied zijn van ‘vrede en wetenschap’, zo is vastgelegd in de Antarctic Treaty sinds 1959. Grondstoffen mogen niet gedolven worden en ook voor militaire doeleinden is het gebied niet toegankelijk. In andere woorden: van Antarctica blijven we af. De natuur op het continent is vrijwel onaangetast en dat moeten we zo houden. Maar helaas, inmiddels heeft de werkelijkheid de goede bedoelingen van het verdrag toch ingehaald; de vogelgriep is op het continent aangekomen. Veel vogels overleefden de eerste uitbraak niet. De mens is hoofdverdachte; de variant van het virus die door Antarctica raast, is ontstaan in de intensieve pluimveehouderij. 

De vogelgriep is inmiddels bijna de wereld rond, na Antarctica is Oceanië de volgende stap. Dat is het laatste continent dat nog niet met hoogpathogene (lees: erg ziekmakende) vogelgriep in aanraking is gekomen. Ook de mens wordt steeds vaker besmet, in Amerika is de hoogpathogene H5N1-variant van het virus inmiddels een aantal keer overgegaan van koeien op mensen. Overdracht van zoogdieren naar mensen had tot voor kort nog nooit plaatsgevonden. 

Vogelgriepexpert en hoogleraar aan het Erasmus MC Thijs Kuiken doet al 25 jaar onderzoek naar vogelgriep, veterinair patholoog Lineke Begeman deed onderzoek op Antarctica waar ze het virus aantrof. Ze vertellen ons over de reis van de vogelgriep en geven de échte oplossing voor dit probleem: een rigoureuze systeemverandering.

Waarom verwachten jullie het vogelgriepvirus aan te treffen op Antarctica? 

Thijs: ‘In 1996 ontstond het H5N1-vogelgriepvirus op een pluimveehouderij in Guangdong, China. Andere varianten van vogelgriep bestonden al, wilde vogels dragen dat vaak met zich mee, maar tot dat moment ging het alleen om laagpathogene varianten. Via Europa en Noord-Amerika kwam het virus in december 2022 in het noorden van Zuid-Amerika terecht. Binnen een jaar tijd werd ook het zuidelijkste puntje van het continent bereikt. Onderweg zijn niet alleen vogels massaal gestorven; 96 procent van de jongen van de zuidelijke zeeolifant heeft de griepgolf niet overleefd. Dat is ongekend voor zo’n virusuitbraak.’ 

Lineke: ‘De zuidelijke zeeolifant migreert naar Antarctica, net als een aantal vogelsoorten die in Zuid-Amerika voorkomen. De afstand tussen Zuid-Amerika en Antarctica is eigenlijk niet zo groot. We wisten dus vrij zeker dat het virus ook Antarctica zou bereiken. Waar en wanneer het zou gebeuren, was nog onduidelijk. Toen we hoorden dat het de Falklandeilanden bereikt had, wisten we dat de aankomst op Antarctica erg dichtbij was.’

Waarom is het groot nieuws dat vogelgriep op Antarctica is aangekomen?

Lineke: ‘We kennen op Antarctica een enorme rijkdom aan diersoorten. Wat zijn de gevolgen van een virusinfectie die daardoorheen raast? Daar zijn grote zorgen over. We hebben besloten om Antarctica te beschermen, de grote hoeveelheden grondstoffen die daar in de grond zitten worden niet gewonnen omdat we het gebied onaangetast willen laten. We willen het beschermen, en dat is heel mooi. Toch is het niet gelukt. De bescherming blijkt niet afdoende.’

‘We kennen op Antarctica een enorme rijkdom aan diersoorten.’

‘We weten niet welke soorten gevoelig zijn voor de infectie. Het kan lang duren tot dat duidelijk wordt.’

Wat zijn de gevolgen voor de natuur van Antarctica?

Lineke: ‘Dat weten we nog niet precies. We weten niet welke soorten gevoelig zijn voor de infectie. Het kan lang duren tot dat duidelijk wordt. In Europa gaat het virus al langer rond en zien we dat er soms opeens een nieuwe vogelsoort geïnfecteerd raakt. Hoe dat dan precies komt, weten we niet zo goed. De ziekteverschijnselen verschillen ook nog eens per soort. Verder is het effect op het hele ecosysteem waarschijnlijk groot. Door de grote sterfte bij de zuidelijke zeeolifant was er veel voedsel van de karkassen beschikbaar. De vogelsoorten die daarvan aten, migreerden dat jaar niet. Dat is een van de gevolgen, maar dit soort dingen veroorzaken een aaneenschakeling van effecten die nauwelijks te overzien zijn.’

Thijs: ‘Er zijn ook bepaalde populaties die klein zijn of al bedreigd worden door bijvoorbeeld overbevissing of bijvangst. Als die populaties dan ook nog getroffen worden door zo’n virus kunnen de aantallen zo klein worden dat ze moeilijk kunnen voortbestaan. Het kan decennia duren voor zo’n populatie weer op peil is.’

Hoe zal het virus zich in de toekomst verspreiden?

Thijs: ‘Waarschijnlijk zal het virus zich eerst over heel Antarctica verspreiden, tot aan de andere kant van het continent. Vanaf daar is de stap naar Australië en Nieuw-Zeeland klein. Er is veel migratie van vogels tussen Antarctica en Oceanië, de verwachting is dus dat het snel zal gaan. Oceanië is vooralsnog het laatste continent waar de hoogpathogene vogelgriep nog niet aanwezig is. Er worden al lange tijd risicoanalyses gemaakt over of de vogelgriep via Azië in Oceanië terecht zou kunnen komen. Nu komt het virus waarschijnlijk via de achterdeur binnen. Wat er vervolgens gebeurt is de vraag, dat zullen we gaan uitvinden.’

‘Vaak zie je bij een nieuwe epidemie eerst een hoge piek in infecties, vervolgens komt er een dal. Dit dal wordt veroorzaakt doordat alle beschikbare dieren die gevoelig zijn voor het virus, al besmet zijn. Het virus kan ook voor een tijdje in koud water overleven tot er weer nieuwe dieren beschikbaar komen. Er moeten genoeg dieren overblijven om nog te kunnen blijven circuleren. In Europa circuleert het virus nu al twee à drie jaar onder wilde vogels. Tot nu toe is het op pluimveehouderijen in Europa altijd weer uitgeroeid. In sommige landen in Azië lukt dat niet meer, daar is het virus ook op pluimveehouderijen altijd aanwezig.’

‘Als we zo door blijven gaan, zullen vogelgriep-uitbraken steeds vaker voorkomen.’

Pluimveehouderijen waar het virus blijft rondwaren, dat klinkt als een soort tikkende tijdbom…

Thijs: ‘Ja, dat is het eigenlijk wel. Rond 2000 waren er veertien miljard kippen en ander pluimvee. In 2020 was dat al verdubbeld naar 28 miljard. Elk jaar komen er ongeveer een half miljard dieren bij. Omdat er zo ontzettend veel kippen zijn, die veel contact met elkaar hebben, lukt het tegenwoordig niet meer om de pluimveestapels vogelgriepvrij te houden. Toen ik student was in 1980 was dat nog wel het geval.'

'Kippen en kalkoenen krijgen normaliter helemaal geen vogelgriep, het zijn landdieren, terwijl vogelgriep een infectie is van watervogels. Met de groeiende pluimveestapel is er ook een toename in het aantal vogelgriepuitbraken. Als we zo door blijven gaan, zullen vogelgriepuitbraken steeds vaker voorkomen. Dat is niet alleen gevaarlijk voor die dieren, maar ook voor de mens. Vanuit die vogelgriep kunnen namelijk nieuwe griepvirussen voor mensen ontstaan. Van alle grieppandemieën bij de mens sinds 1918 is bekend dat ze helemaal of deels afkomstig zijn van vogelgriepvirussen.’

Komt er een nieuwe pandemie aan? 

Thijs: ‘Dat gaat gebeuren, daar zijn we vrij zeker van. Welk virus die pandemie gaat veroorzaken is lastig te voorspellen. Er zijn meerdere kandidaten, H5N1 is er een van. Dat virus is in de Verenigde Staten ook onder koeien gaan circuleren. Op meer dan honderd bedrijven zijn besmette koeien aangetroffen. Het virus blijkt goed te gedijen in de uiers van koeien. Mensen hebben nauw contact met koeien tijdens het melken en raken dan besmet, dit leidt vaak tot oogontstekingen. Waarschijnlijk zijn er tientallen mensen besmet geraakt, van drie van hen weten we het zeker. De exacte aantallen kunnen we moeilijk achterhalen omdat veel mensen zwart werken op melkveehouderijen in de Verenigde Staten. Ze willen niet in contact komen met de autoriteiten en gaan dus niet naar een arts. Daardoor hebben we weinig zicht op hoe het er precies voor staat met de verspreiding van het virus. Dat is zorgwekkend voor de volksgezondheid.’

‘Het stelt me niet gerust dat het een oogontsteking betreft die ook weer geneest. Het maakt me zelfs ongerust: mensen met milde ziekteverschijnselen gaan vaak gewoon werken en blijven in contact met anderen. Zo kan het virus zich verspreiden. Zodra het virus diep in de longen terechtkomt, kan het wel ernstige gevolgen hebben. De helft van de mensen overleeft dat niet. Diep in de longen komt het niet zo gemakkelijk, maar door mutaties zou het best kunnen dat er een variant van het virus komt die boven in de luchtwegen heel schadelijk kan zijn.’

Hoe zien jullie de rol van de mens in de verspreiding van het virus?

Lineke: ‘Op Antarctica proberen ze met veel maatregelen de verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Als je aankomt of weggaat, worden je schoenen geschrobd en gedesinfecteerd. Als mensen niet voorzichtig zijn, kunnen ze de verspreiding van de vogelgriep versnellen. Maar eigenlijk is het kwaad al lang geschied. Het virus is al zo wijd verspreid onder wilde vogels, we kunnen dat nu niet meer stoppen.’

Thijs: ‘De mens kan vooral voorkomen dat er überhaupt een hoogpathogene vogelgriep ontstaat. Als pluimveehouderijen opgezet worden in gebieden met veel watervogels, kan het zijn dat een laagpathogene variant van het vogelgriepvirus overspringt naar de kippen in de veehouderij. Daar zitten dieren zo dicht op elkaar en zijn ze met zoveel, dat het virus snel rond kan gaan. Bij sommige laagpathogene virussen is er maar één mutatie nodig om het te veranderen in een hoogpathogene variant. Als er dan geen goede maatregelen worden genomen, heeft dat een hele hoge sterfte als gevolg.’

Lineke: ‘Daar is dus een belangrijke rol voor de mens weggelegd. We moeten kijken of het houden van grote aantallen pluimvee op kleine oppervlaktes het wel waard is. Zouden we het systeem niet radicaal kunnen veranderen? Dat zou betekenen dat we minder eieren en vlees moeten eten.’ 

Thijs: ‘Ook onderzoekers kunnen hier een belangrijke rol in spelen. Momenteel worden onderzoekers vaak ingeschakeld om problemen op te lossen in de maatschappij, zonder iets te veranderen aan de status quo. In dit geval zou men bijvoorbeeld een vaccin tegen het virus kunnen ontwikkelen. Dan kunnen we vrolijk verder en nemen we er een half miljard kippen per jaar bij. Maar het probleem wordt niet opgelost. Voor je het weet is er een ander virus om het vorige te vervangen. Onderzoekers kunnen het onderliggende probleem duidelijk maken en bijdragen aan een oplossing voor dat probleem. Helaas zijn ze het niet gewend om zo te werk te gaan. Toch denk ik dat hier kansen liggen. Onderzoekers zijn vaak nieuwsgierige mensen met een vrije geest. Die eigenschappen kunnen ze gebruiken om overheden en de maatschappij te overtuigen van een systeemverandering.’

‘Zouden we het systeem niet radicaal kunnen veranderen?’

‘Grote multinationale bedrijven die te maken hebben met de vee-industrie, hebben veel belang bij het behouden van de status quo.’

Waarom gebeurt er nog zo weinig?

Thijs: ‘Mensen zijn het normaal gaan vinden om erg veel vlees te eten. Ook heeft de veehouderij grote belangen. Er zijn veel kosten van de veehouderij die nu terechtkomen bij de maatschappij. Denk aan stikstofuitstoot, waterverontreiniging, fijnstofproductie en ontbossing voor veevoerproductie. Grote multinationale bedrijven die te maken hebben met de vee-industrie hebben veel belang bij het behouden van de status quo. Deze bedrijven hebben vaak ook een vinger in de pap wanneer overheidsbeleid wordt bepaald. Daardoor is beleid op dit gebied vaak niet in het algemeen belang.’

Hoe ziet de toekomst eruit op het gebied van infectieziekten? 

Thijs: ‘Ik zie vier verschillende grondoorzaken voor de opkomst van infectieziekten. Allereerst de intensivering van de veehouderij, daar hadden we het al eerder over. Een andere oorzaak is de toename van de handel in wilde dieren. Hierdoor komen dieren die normaliter weinig contact hadden met mensen, toch vaak met mensen en andere dieren in aanraking. COVID-19 was daar een voorbeeld van. Verder is ontbossing een belangrijke oorzaak. Dit verwoest het leefgebied van dieren waardoor ze een ander verblijf moeten vinden, vaak dichter in de buurt van mensen. Dit zag je bij het ebolavirus. De laatste oorzaak is klimaatverandering. Het is bekend dat insecten die in een gebied gaan leven met een hogere temperatuur, bevattelijker worden voor bepaalde virussen en die overdragen aan andere dieren zoals mensen. Onze omgang met deze ontwikkelingen zal bepalend zijn voor infectieziekten van de toekomst.’