'Vorig jaar werd er voor meer dan vierhonderd miljard dollar uitgegeven aan filantropie in de Verenigde Staten. Daarmee is het hard op weg om het overheidsbudget – exclusief defensie – te overstijgen.'
Het is slechts één van de scherpe inzichten van voormalig The New York Times-columnist en schrijver Anand Giridharadas. Hij schetst een beeld van een paralelle overheid: eentje die niet democratisch is, maar die wordt gerund door de superrijken van deze wereld.
Als rijke personen en bedrijven zoveel mogelijk belasting ontwijken, de overheid ondertussen afschilderen als bureaucratisch, maar zelf met de eer strijken wanneer ze een nieuw universiteitsgebouw of ziekenhuis openen met hun naam erop – wat blijft er dan nog over van onze democratie?
Giridharadas pleit dan ook voor terugkeer van het publieke belang door vernieuwde samenwerking binnen onze democratische instituten. Want, zo vat de schrijver het probleem retorisch samen:
'Welk rijk persoon of bedrijf heeft meer gedaan voor ouderen in de Verenigde Staten dan sociale zekerheid?'
'Welk rijk persoon of bedrijf heeft meer gedaan voor gezondsheidszorg voor armen dan Medicaid?'
'Welk rijk persoon of bedrijf heeft meer gedaan voor vrouwen dan het stemrecht?'
'Welk rijk persoon of bedrijf heeft meer gedaan voor Afro-Amerikanen dan de Votings Rights Act en de Civil Rights Act?'