De vijfde aflevering van Ondersteboven gaat over vrouwenemancipatie. Meisjes zijn in de jaren zestig nog voorbestemd voor aanrecht en kinderwagen. Totdat de onvrede hierover wordt opgeschreven door Joke Kool-Smit, en de pil gezinsplanning mogelijk maakt. De actiegroep Man-Vrouw-Maatschappij verkondigt samen met Dolle Mina de bevrijding van de vrouw.
[...] Wij meenden dat de emancipatie niet voltooid was of definitief mislukt. Wij vonden dat daaraan een nieuwe impuls moest worden gegeven. Wij richtten daarom de actiegroep Man Vrouw Maatschappij op (wat later kwam Dolle Mina erbij) en we achtten onze verlangens zo redelijk als wat: allebei de helft van de kinderen, werk en huishouding plus een maatschappij die daarop zou worden afgestemd. We wilden kortom, dat vrouwen en mannen de wereld en het huis eerlijk zouden delen.
Nou, dat viel dan tegen. Want wat ontdekten we? Dit: als je werkelijk aan het emanciperen slaat blijft geen steen op de andere. En wat erger is: het zijn de stenen van je eigen huis. De rolverdeling zit bij ons allemaal zo vast ingebakken dat het de grootste moeite kost er doorheen te breken. [...]
Voorwoord bij Hé zus, ze houen ons eronder (1972)
- In het begin van de jaren 60 worden vrouwen – zeker in overheidsdienst, maar ook daarbuiten – als zij trouwen, ontslagen.
- In de paspoorten van vrouwen staat ‘echtgenote van’, in de paspoorten van mannen is geen vermelding verplicht.
- Pas vanaf 1956 is de gehuwde vrouw wettelijk handelingsbekwaam en mag zij een wasmachine of auto kopen zonder handtekening van haar echtgenoot. Een langzaam doordringende verworvenheid: nog in 1972 stuurt de notaris een aantal getrouwde Dolle Mina’s terug naar huis met formulieren omdat ze bij de oprichting van de Stichting de Ombudsvrouw de handtekening van hun echtgenoot nodig zouden hebben.
Dat in Nederland feministische actievoersters in het openbaar hun beha’s verbrandden is een hardnekkige mythe. Welgeteld één korset ging in vlammen op. Dat gebeurde op 23 januari 1970, toen twintig Dolle Mina’s het instituut Nijenrode bestormden, uit protest omdat het geen vrouwen tot de opleiding toeliet. De actie eindigde bij het standbeeld van Wilhelmina Drucker in Amsterdam, waar als eerbetoon aan haar strijd voor het vrouwenkiesrecht een korset verbrand werd.
Ook in het buitenland vond geen behaverbranding plaats. Actievoerende feministes gooiden bij een Miss Americaverkiezing van 1968 hun make-up, schoenen met hoge hakken en een beha – symbolen van onderdrukking – in een vuilnisbak. In brand gestoken werd er niets.De media legden een link tussen deze actie en die van militairen die hun oproepkaart verbrandden uit protest tegen de Vietnamoorlog: de mythe was geboren.
Eugènie Herlaar solliciteert in 1965 bij het NTS-journaal. Ze zendt een brief met de vraag waarom er geen vrouwenstem in het Journaal zit aan de toenmalige hoofdredacteur. Ze krijgt een brief terug met het antwoord dat een goede vrouwenstem weliswaar gewenst, maar niet voorhanden is: ..."derhalve willen wij u graag uitnodigen voor een spreektest.”
Zo wordt Herlaar de eerste vrouwelijke nieuwslezer. Als zij in 1967 gaat trouwen en in verwachting is van haar eerste kind moet zij – conform de maatschappelijke tijdgeest – uit vaste dienst. Moeders konden beter gewoon thuisblijven, dat was immers het beste voor hun kroost. Na nog twee jaar als freelancer (met inmiddels een tweede kind) af en toe het Achtuurjournaal te mogen presenteren wordt zij in 1969 – tot haar grote frustratie - ontslagen.
De opmars van de taboedoorbrekende minirok – in de loop der jaren zestig van iets boven de knie opgeklommen tot nauwelijks de bilpartij bedekkend – had natuurlijk alles te maken met de emancipatie. In 1962 lanceerde mode-ontwerpster Mary Quant de rokjes, die zij zag als bevrijding voor de vrouw om onbelemmerd naar de bus te kunnen rennen. Al snel werd de minirok wereldwijd symbool voor de geëmancipeerde, zelfbewuste jonge vrouw.