Ooit is deze buurt bedacht en gebouwd als het walhalla onder de grootstedelijke arbeiderswijken. Geen krotten maar menswaardige behuizing met een grote tuin in een geordend dorp waarin de arbeider gelukkig kon leven. Hij at er, sliep er en verrichtte er noeste arbeid in de scheepsbouw.
Maar tijden veranderden; de scheepswerven gingen failliet. De Tuindorper raakte meer op zichzelf aangewezen. Er kwam armoede en de voorzieningen verdwenen uit de wijk. En langzaamaan werd het dorp opgeslokt door de grote stad.
Toch is het er nog steeds ouderwets gezellig en kijkt men naar elkaar om. Maar daar komen de nieuwelingen; de import. Ze groeten niet en houden zich niet aan de ongeschreven regels.