En opeens stond ik weer in dat smoezelige berghok van Hotel Kyev in Bratislava. Ik wisselde er mijn D-marken bij een louche ober. Tegen een koers die me, nog meer dan sowieso al het geval was, in staat stelde ter plaatse de gebraden haan uit te hangen. En voelde me zo smoezelig als het berghok en zo treurig als dat hele Oostblok-hotel.

Tien seconden internet-research bewijzen dat de dagen van Hotel Kyev definitief geteld zijn. Nadat het, blijkens een opschift op de luifel, nog een tijdje geprobeerd heeft een slaatje uit de nieuwe tijden te slaan als hotel in ‘original retro-style’.

Dat Hotel Kyev definitief dicht is, beschouw ik als vooruitgang.

Alleen al omdat ik me sindsdien nooit meer zo’n smoezelige kapitalist hoef te voelen, profiterend van een schreeuwende geo-politieke onrechtvaardigheid. Waar, als ík er niet van had geprofiteerd, louter de heersende criminele kaste van Tsjecho-Slowakije beter van zou worden.  Het klinkt, hoewel het waar is, nog steeds als een lam excuus en ik ben blij dat ik daar niet meer toe verleid wordt.

gewoon racistisch

Maar dat de weg van de vooruitgang zo zijn kronkels kent, had ik meteen kunnen weten toen we, in het najaar van 1989, een week na het aftreden van het Politbureau in een taxi in Praag zaten. Op weg om gratis te delen in de euforie van de rinkelende sleutelbossen op het Wenceslas-plein. De taxi-chauffeur was blij met de onwenteling, maar had ook zo zijn bedenkingen. Want zouden, na de communisten, nu niet de Joden weer de macht naar zich toetrekken?

Toen ik iets mompelde over anti-semitisme, zei  de man: ‘Ja, nu die communisten opgehoepeld zijn, mogen we tenminste weer gewoon racistisch zijn.'

wat nou, vooruitgang

Beide herinneringen kwamen boven tijdens het gesprek onlangs in Bureau Buitenland met schrijver Bas Heijne over zijn essay  Onbehagen. Om zijn lange en behartenswaardige gedachtenontwikkeling onbarmhartig samen te vatten (leest u vooral zijn hele tekst): Bas is van zijn verlichtingsgeloof gevallen.

Waar hij decennialang is blijven geloven in de vooruitgang van de menselijke soort -  een beweging van benauwde gerichtheid op het ik en de eigen kring in de richting van een misschien uiteindelijk wel wereldwijde empathie, gebaseerd op rationele overwegingen anders dan op lage lusten -  heeft hij de afgelopen jaren moeten constateren dat hij zich vergist heeft:  het zijn nog steeds die lage lusten, de bedrading van ons reptielenbrein, die ons gedrag bepalen. Het eerst- ik-dan-mijn-groep-en-heel-misschien-daarna-nog-iemand-anders is, in deze tijden van over elkaar heen buitelende crises, weer helemaal terug.  En op beide fenomenen wordt, door marketeers en politici gelijk, lustig ingespeeld .

Wat nou, vooruitgang.

te optimistisch

Er is, zeker wanneer je naar het voormalige Oostblok kijkt, veel voor te zeggen. Het onversneden egocentrisme en groepsdenken waarvan mijn Praagse taxi-chauffeur een vooraankondiging was, en dat in weerwil van de ideologie onder het reëel bestaande socialisme natuurlijk voortdurend gevoed is, speelt een niet geringe rol in de centrifugale krachten die op dit moment op de EU inwerken.

Maar die ontwikkeling kan nog , met een beetje goede wil, verklaard worden uit die geschiedenis van gecorrumpeerde gemeenschapszin in de heilstaat.  Dat  onze samenleving ontegenzeggelijk dezelfde regressieve beweging doormaakt , heeft Bas definitief doen besluiten dat hij te optimistisch is geweest over de mens.

De ‘retro-style’ is misschien wel minder retro dan ons lief is.

Ik begrijp en onderschrijf veel van Bas Heijne’s analyse. En toch vind ik hem te somber wanneer hij definitief en volledig afstand neemt van zijn verlichtingsgeloof.

Terwijl ik dit tik, schalt vanuit de keuken de dagelijkse talkshow op het Ghanese religieuze televisiekanaal Adom-tv door het huis. De kwestie, zo legt onze zwarte tornado Linda uit, is deze: een man geeft al zijn geld weg aan de armen, maar verwaarloost zijn eigen gezin. Is dat goed of slecht?

De Bijbel, zegt de dominee, vindt dat dat goed is. Weggeven aan de armen: altijd goed. De kijkers vinden in overgrote meerderheid dat de man eerst goed voor zijn familie moet zorgen. En dan komen, natuurlijk, de armen.

Linda weet precies waar het over gaat. Enkele keren per jaar gaan er via een bedrijf in Sloterdijk grote dozen met spullen naar Ghana. Gemiddeld vijf dozen voor de familie en drie voor arme mensen in de buurt. Zo doe je dat. Eerst de behoeftigen in eigen kring, maar dan ook altijd een paar daarbuiten.

Daar wringt, wat Europa betreft, volgens mij vooral de schoen. 

doormodderen

Want ga even na wat de samenlevingen achter het voormalige IJzeren Gordijn gratis meegeleverd kregen met de langverbeide vrijheid: het onversneden neo-liberalisme dat precies toen, begin jaren negentig , ideologisch en in de praktijk door bijna niemand meer weersproken werd. Het landde precies in dat bedje van rücksichtlos individualisme en corrupte sociaal-economische verhoudingen dat juist het communisme gespreid had. En het heeft veel slachtoffers gemaakt.

En ga ook even na wat er in onze eigen samenleving is gebeurd, de afgelopen decennia. Ik doe het nog maar een keer:  niemand legde het beter uit dan Tony Judt in zijn Remarque-lezing: hoe het sociale contract dat net als dat verlichte Europese ideaal het gevolg was van de Tweede Wereldoorlog – de breed gedeelde consensus dat er een sociaal-economisch vangnet moet zijn en dat de ongelijkheid niet te groot mag worden – vanaf de jaren tachtig aan gruzelementen is gegaan. Hoe de gemeenschapszin kapot is geprivatiseerd. En hoe de combinatie van die twee factoren met globalisering een klasse van achterblijvers heeft gevormd.

En constateer dan, met Bas, dat er terecht veel angst en boosheid is onder die achtergebleven burgers. En dat het inderdaad de hoogste tijd is dat de Europese elite zich daar definitief rekenschap van geeft. En dat doormodderen op dezelfde weg geen optie meer is.

Maar wat mij betreft is dat geen definitief afscheid van de vooruitgangsgedachte.  Het is meer een kwestie van volgorde. Ik blijf geloven - ik wil blijven geloven - dat inmiddels, na de eigen familie, natuurlijk de armen komen. Daartoe is de mens onder de juiste omstandigheden  wel degelijk in staat.

Ik hoop dat het  besef van die ‘juiste omstandigheden’ luid en duidelijk zal doorklinken in wat er in Bratislava wordt besloten, al heb ik daar een hard  hoofd in. Maar ook dát er nu een Europese Top is in de stad waar ik me ooit zo smoezelig voelde, blijf ik als vooruitgang beschouwen.