Op zijn veertiende was Anish Giri al schaakgrootmeester. Bij de Schaakolympiade, die in het Noorse Tromsø plaatsvindt, is Neerlands hoop op het voormalig wonderkind gevestigd.
Daags na het interview zoek ik haar op internet op, Sopiko Guramishvili heet ze, een beeldschoon meisje, en 72ste op de wereldranglijst bij de vrouwen.
‘Maar dat is helemaal niet zoals het in werkelijkheid is,’ zegt Giri, ‘zeker nu niet meer. Het komt allemaal door die match van Fischer tegen Spasski, door de Koude Oorlog, door de Sovjet-Unie. Maar er zijn sindsdien zoveel matches geweest waarin niets gebeurde. Ik heb nooit echt een persoon ontmoet die dacht dat schaken zo’n rare activiteit was. Natuurlijk was Fischer op het laatst een beetje gek, was het een moeilijke man, maar dat zegt misschien eerder dat het schaken mensen kansen biedt die het anders lastig hebben in het leven. Er zijn nogal wat mensen in het schaken die autistisch zijn, niet op topniveau, maar het niveau daaronder, en die door schaken juist contact kunnen krijgen met andere mensen, die anders niet in staat zijn een gesprek te beginnen, maar na een partij die partij kunnen bespreken.’
‘Jij stelt mij vragen, en ik denk dat ik moet zeggen wat ik vind,’ zegt hij zachtjes.
‘Andere spelers hebben misschien een even groot talent, maar Carlsen kent geen zenuwen. Iedere speler wordt op een gegeven moment zenuwachtig, maar hij niet. Het gaat ook om persoonlijkheid, om uitstraling. Carlsen gelooft altijd dat hij wint. Die zit achter het bord en denkt: ik sta niet eerder op dan dat ik gewonnen heb, en tot die tijd ga ik doorspelen. Dat is misschien het zwakke punt van Anand, die verloor vorig jaar zijn wereldtitel aan Carlsen. Carlsen voelde Anands onzekerheid en speelde net zo lang door tot Anand een fout maakte. Anand speelt altijd op zijn gevoel, heel licht, hij heeft een enorm talent, maar als hij tegenover zo’n sterk karakter als Carlsen zit, of vroeger Kasparov, die agressiviteit uitstralen, niet alleen op het bord, maar ook in de manier zoals ze daar zitten, dan voelt Anand zich niet meer comfortabel en raakt hij uit balans, uit zijn zen-houding. Maar Anand mag niet nerveus worden.’ Hij lacht en wijst naar boven: ‘Een geniaal speler moet relaxed blijven om signalen van de kosmos krijgen.’
Even valt er een stilte. ‘Iedereen wil natuurlijk winnen, maar om wereldkampioen te worden moet ik nog harder willen winnen dan nu. Ik wil ook altijd winnen, meer dan bij de meeste mensen het geval is.’ Hij lacht. ‘Maar als je het vergelijkt met andere topschakers ben ik toch wel een van de aardige spelers.’
‘Rijswijk is mooi,’ zegt hij als we even later door Den Haag rijden, ‘maar de randen van Den Haag niet. Hier zijn overal schoonheidssalons en dat soort zaken, nagelstudio’s.’ Honderd meter verderop passeren we een nagelstudio en in het volgende woonblok nog een. Dan wordt de omgeving groener en tenslotte houden we stil voor een rijtjeswoning in een boomrijke laan. Hier woont hij, met zijn ouders en zijn twee zusjes, als hij niet elders in de wereld achter een schaakbord zit. Terwijl hij de portier al open heeft, vraag ik wie het wereldkampioenschap voetbal gaat winnen. Een paar dagen eerder twitterde Giri: ‘Hoping for a day to come when Dutch chess team will be as good as its football and my calculation will be as quick as Robben. #wishlist.’ ‘Maar Duitsland gaat winnen,’ zegt hij, ‘die zijn op elke positie goed. Nederland niet, ze scoren wel. Maar die goals komen uit de lucht vallen. Ervoor is niets, en erna is niets. Dat kan niet kloppen.’