'Met een instituut als Papendal laat Nederland zien dat het de zogenoemde zesjescultuur wil ontstijgen, en de topsport serieus neemt. Wereldwijd wordt verondersteld dat topsport bijdraagt aan het imago van een land, dat het goed is voor de nationale cohesie en trots, maar uit onderzoek blijkt dat nog niet zo eenduidig. Het gevoel van nationale trots is vrij stabiel.
'Wanneer wij de halve finale van het WK halen, fluctueert dat even, maar op de lange termijn verandert er niet zo heel veel. Misschien is het beter om topsport te zien als een soort Koninginnedag; het is eerder een gelegenheid om nationale trots te uiten, dan dat het die trots veroorzaakt.
'Bovendien zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de vormende waarde van Papendal voor de jongeren die erheen gaan. Ieder kind hoort graag dat hij of zij uitmuntend is in een bepaalde sport, maar 99 procent van die uitverkoren kinderen bereikt de top nooit en staat dan met lege handen als het alleen maar in sport heeft geïnvesteerd. Terwijl de topsporters die het wel halen ook vaak niet economisch onafhankelijk zijn.
'Het is een droom die maar heel zelden uitkomt. Daarom is het belangrijk die kinderen ook te leren met verlies om te gaan, ze mentaal weerbaar te maken voor de andere dingen die er bij topsport komen kijken en de mogelijkheden te geven om ook andere talenten te ontwikkelen. Daar is de laatste jaren gelukkig ook meer aandacht voor.'