Wat wist de Nederlandse Militaire Inlichtingendienst (MID) in de dagen en weken voor de val van enclave over mogelijke Servische aanvalsplannen?

transcriptie

Argos NPO radio1
29 juni 2001

Een reportage van Kees van den Bosch, Stefan Heijendael, Rinse Blanksma, Jan Hendrik van der Veen, Huub Jaspers & Gerard Legebeke


 

*** START TRANSCRIPTIE***

#Openingstune Argos. Radio 1. De VPRO met Djoeke Veeninga.
 
Aankondiging door VPRO Presentator Djoeke Veeninga:
Nu ex-president Milosevic van Joegoslavië is overgedragen aan het Joegoslavië-tribunaal zal de aanklacht tegen hem waarschijnlijk ook worden uitgebreid met de wreedheden die zijn begaan in de moslim-enclave Srebrenica in Oost-Bosnië. Over minder dan twee weken op 11 juli is het zes jaar geleden dat Srebrenica werd veroverd door Bosnisch-Servische troepen. Het Nederlandse VN-bataljon Dutchbat moest de moslimbevolking in 1995 beschermen, maar kan niet voorkomen dat duizenden mannelijke inwoners van Srebrenica werden vermoord. Srebrenica was de laatste tijd weer voordurend in het nieuws. Eerder deze week hoorde de Bosnisch-Servische generaal Krstic voor het Joegoslavië-tribunaal achtmaal levenslang tegen zich eisen, wegens zijn verantwoordelijkheid voor de massamoord in Srebrenica. Vorige week ontstond er opnieuw opwinding over het beruchte fotorolletje van Dutchbat, dat in 1995 - al dan niet bewust - door de Militaire Inlichtingendienst zou zijn vernietigd. En de kranten meldden deze week dat het NIOD, het Nederlandse Instituut voor Oorlogsdocumentatie dat onderzoek doet naar de val van Srebrenica, in verband daarmee kroonprins Willem Alexander heeft gehoord. Srebrenica blijft steeds weer in het nieuws komen, omdat er zes jaar na dato nog steeds zoveel onopgehelderde vragen zijn. Vragen over wat er daar in Srebrenica is gebeurd, maar ook vragen wat er zich hier in Nederland rond Dutchbat heeft afgespeeld. In Argos vandaag een nieuw verhaal over informatie uit Srebrenica die maar niet overkwam in Den Haag, en over de Militaire Inlichtingendienst die een schakel had moeten zijn tussen daar en hier.
 
Kopfragment 1, NOS-Journaal:
Srebrenica-Stad, het centrum van de moslimenclave Srebrenica, is bijna zeker in handen gevallen van de Bosnische-Serviërs. De Nederlandse VN’ers hebben hun posities rond de stad verlaten en vluchten naar hun hoofdkwartier in het nabijgelegen Potočari. Srebrenica-Stad wordt nu niet meer verdedigd. Tienduizenden inwoners van de belegerde stad zijn op de vlucht geslagen. Duizenden proberen onderdak te vinden bij de VN in Potočari, anderen zijn de bossen in getrokken. De commandant van de Nederlandse VN’ers in de moslimenclave, had de VN gisteren en vanochtend tevergeefs om steun vanuit de lucht gevraagd.
 
Kopfragment 2, Jacques de Winter:
Volgens de VN, volgens het gezag van de VN, en ook dacht ik de landmachtleiding, ging het uitsluitend om die zuidoostpunt. Pas later zou blijken dat de bedoelingen van de Serviërs aanzienlijk verder gingen. En het antwoord was steeds, ook op de laatste dag nog, de ochtend van de tiende, dat het inzicht was van VN dat het uitsluitend ging om die zuidoostpunt.
 
Kopfragment 3, Joris Voorhoeve:
We maken allemaal onze inschattingen in zo'n situatie in de mist van de oorlog. Niemand weet precies wat er verder gaat gebeuren. Nederland had geen onafhankelijke eigen inlichtingen uit Servische bronnen. Wij moesten dus beoordelen op grond van wat andere mogendheden wisten of inschatten, en wat de VN daarover zei, of wist, of meende te weten.
 
Argos:
Als laatste hoorde u oud-minister Voorhoeve van Defensie, tijdens zijn verhoor vorig jaar mei door de commissie-Bakker. Die commissie van de Tweede Kamer, onder leiding van D66-kamerlid Bakker, onderzocht de Haagse besluitvorming rond de missie van Dutchbat in Srebrenica. Voorhoeve beklaagde zich erover dat Nederland in 1995 niet over voldoende, en goed eigen inlichtingenmateriaal beschikte, en moest afgaan op informatie van anderen. Maar was dat ook zo? Want zijn eigen Militaire Inlichtingendienst was in die dagen weldegelijk volop actief in, en rondom Srebrenica. Voorhoeve raakt hiermee aan één van die kwesties rondom de val van de enclave die zes jaar na dato nog steeds onopgehelderd zijn, namelijk de vraag waarom in juli 1995 tot op het laatst toe de Servische aanval op Srebrenica is onderschat door de Verenigde Naties en zeker ook door Den Haag? Waar kwam die inschatting vandaan dat de Serviërs slechts een deel van de enclave wilden veroveren? En over welke informatie beschikte de Militaire Inlichtingendienst? Een verhaal over falende inlichtingendiensten en verkeerde inschattingen.
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
De Serviërs willen alleen het zuidelijke deel van de enclave, want daar bevindt zich een mijn en een belangrijke doorgangsweg. Dat had een zekere logica. Daarbij zei men: "De Serviërs zullen echt niet zo dom zijn de hele enclave in te nemen, want krijgen ze de hele wereld tegenover zich. Dat is gewoon niet in hun belang".
 
Argos:
Oud-minister Voorhoeve tijdens zijn verhoor door de commissie-Bakker in mei vorig jaar. Toen de Bosnisch-Servische troepen begin juli 1995 begonnen met hun aanval op Srebrenica, was de algemene inschatting dat zij alleen het zuidelijke deel van de enclave wilden veroveren, zo vertelde Voorhoeve aan de commissie. Er waren natuurlijk ook nog andere scenario’s denkbaar:
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
De tweede mogelijkheid: de Serviërs willen de enclave indikken. Wat ze eerder hadden geprobeerd bij Gorazde en Zepa. De observatieposten nemen, die op zich onverdedigbare posities in een zeer kwetsbaar terrein waren. Iedereen terugwerpen tot het kleine stadje Srebrenica, dan kon men doen wat men wilde, en zou men bovendien de militairen die constant waren gelegerd rondom de grotere enclave kunnen concentreren en militairen vrijmaken voor het zeer grote front wat de Bosnische-Serviërs toen hadden in Bosnië.
 
Argos:
En dan was er natuurlijk altijd nog de mogelijkheid, zo vertelde Voorhoeve, dat de Serviërs de hele enclave onder de voet wilden lopen. Maar daar wilde eigenlijk niemand aan tijdens die spannende juli-dagen in 1995. Zelfs tegen beter weten in, zo vertelde topambtenaar De Winter vorig jaar tegen de commissie-Bakker. De Winter was in juli 1995 directeur algemene beleidszaken op het Ministerie van Defensie. Hij was toen frequent aanwezig in de zogenaamde ‘bunker’, het crisiscentrum onder het Ministerie van Defensie, waar de top van het ministerie veelvuldig in crisisberaad bijeen was.
 
(fragment) Jacques de Winter:
Een belangrijk onderwerp, herinner ik mij, was steeds de vraag wat de bedoelingen waren van de Serviërs. Of ze van plan waren de hele enclave te veroveren? Of dat het sluipend ging zoals lange tijd werd aangenomen om de zuidoostpunt van de enclave, waar een weg doorheen liep in de richting van Sarajevo. Volgens de VN, op gezag van de VN, en ook dacht ik de landmachtleiding, ging het uitsluitend om die zuidoostpunt. Pas later zou blijken dat de bedoelingen van de Serviërs aanzienlijk verder gingen. Het werd duidelijk na een dag of drie vier, of althans wat mij betreft, voor de val dat de Serviërs observatieposten van Dutchbat begonnen aan te vallen, aan de westzijde en de noordzijde van de enclave. Wat dan merkwaardig was als hun bedoelingen uitsluitend waren om de zuidoostpunt te bezetten. Het is pas eigenlijk volstrekt duidelijk geworden dat de Serviërs de enclave wilden veroveren op de tiende. Dus de dag voor de val.
 
(fragment) Lid commissie-Bakker:
U zegt dus, wat u zelf betreft, een dag over drie eerder had u voor uzelf als het gevoel van “dit kunnen ze niet menen, dat ze het beperken tot die zuidoost.."
 
(fragment) Jacques de Winter:
Ik vond het heel merkwaardig. Ik heb dat herhaaldelijk ook gevraagd: "Hoe is het mogelijk dat als het doel hier is uitsluitend het zuidoostpunt, dan waarom vallen ze dan die observatieposten aan de westkant en aan de noordkant van die enclave aan?" En het antwoord was steeds, ook op de laatste dag nog, de ochtend van de tiende, dat het inzicht was van de VN dat het uitsluitend ging om dat zuidoostpunt.
 
(fragment) Lid commissie-Bakker:
En vond u dat een bevredigende reactie?
 
(fragment) Jacques de Winter:
Nee. Ik bleef mijn vraag houden uiteraard. Maar als militair deskundigen zeggen dat het zo is, dan begin je enigszins te twijfelen of dat wel zo is. Ik wist het niet zeker wat er nou precies gaande was.
 
(fragment) Lid commissie-Bakker:
U heeft daar ook over met de minister Voorhoeve gesproken toen?
 
(fragment) Jacques de Winter:
Het kan zijn. Ik neem aan dat de minister bij een aantal die briefings aanwezig was, maar zeker weten doe ik dat niet meer.
 
(fragment) Lid commissie-Bakker:
Maar u neemt dus ook aan dat de discussie binnen de bunker over die vraag, al eerder tot hem doorgedrongen zal zijn dan op die tiende?
 
(fragment) Jacques de Winter:
Het kan. Nogmaals het standaardantwoord was, dat mij enigszins verbaasde, maar dat werd gegeven op gezag van de VN, het standaardantwoord was: "het gaat om de zuidoostpunt en dus niet om hele enclave.".
 
Argos:
Hoge ambtenaar De Winter moest afgaan op het oordeel van de militaire deskundigen. En die bleven erbij dat de Servische troepen het niet om de hele enclave te doen was. Dat was zeker ook de opvatting van de top van de Nederlandse landmacht. Zelfs nog op 10 juli 1995, de dag voordat de enclave viel. Dat vertelde generaal Couzy, die in 1995 Bevelhebber van de Landstrijdkrachten was, vorig jaar tegen de commissie-Bakker. Couzy was op die tiende juli ’s ochtends vroeg samen met zijn plaatsvervanger generaal Van Baal uitgenodigd om informatie te komen geven in de bunker onder het Ministerie van Defensie.
 
(fragment) Generaal Hans Couzy:
Het was dus vooral hoe schatten we het in? Wat zou er gaan gebeuren? De laatste informatie die we daar ter plaatste kregen was dat generaal Mladic had geantwoord dat hij zich persoonlijk naar de regio zou verplaatsen, om persoonlijk leiding te nemen over het gebeuren en ik dacht dat dat een positief signaal was. Toen ik in auto terugreed samen met generaal Van Baal, zei die generaal Van Baal: "Nu begin ik me echt zorgen te maken, want als generaal Mladic zegt ik ga persoonlijk leiding geven, dat betekent dus dat er nu een echte aanval komt." Dat was eigenlijk het eerste moment dat wij er vanuit gingen dat er echt een aanval in gang was gezet om de hele enclave dus te veroveren. En tot dat moment, hadden we dus niet dat idee.
 
Argos:
Ook generaal Van Baal, die op dit moment Bevelhebber Landstrijdkrachten is, maar in 1995 nog Couzy’s plaatsvervanger was, bevestigde dit beeld vorig jaar tegenover de commissie-Bakker. Van Baal werd namelijk op die tiende juli samen met Nederlands hoogste militair, Chef Defensiestaf generaal Van den Breemen, naar Zagreb gestuurd om daar te proberen bij UNPROFOR-commandant Janvier opheldering te krijgen. Zelfs toen Van Baal op de ochtend van 11 juli 1995, de dag dat Srebrenica viel, in Zagreb arriveerde, was hij er nog steeds niet van overtuigd dat de Serviërs het op de hele enclave hadden voorzien. Zo vertelde hij tegen de commissie-Bakker:
 
(fragment) Generaal Ad van Baal:
De ontwikkelingen die wij zagen op afstand, die gaven aan dat er eigenlijk een situatie was waarbij je twee belangrijke alternatieven zou kunnen onderkennen. Het ene alternatief: de Bosnische Serven nemen genoegen met een aanval op het zuidelijk gedeelte van de enclave, maar een tweede mogelijkheid was dat ze zouden proberen om verder te gaan, omdat er al gedurende enige dagen ook aanvallen op andere locaties plaatsvonden. We wilden daar duidelijkheid over hebben. We wilden van de commandant zelf weten in hoeverre hij een inschatting had gemaakt van de bedoelingen van de Serven.
 
Argos:
Zelfs op die 11de juli, toen Srebrenica op het punt stond om te vallen, was er bij de Nederlandse legertop dus nog steeds onduidelijkheid over de bedoelingen van de Serviërs met de enclave. Althans, dat zegt generaal Van Baal. En dat is opmerkelijk, gezien de uitkomsten van een eerdere reis van de Nederlandse legertop naar voormalig Joegoslavië, drie maanden daarvoor, begin april 1995. Chef Defensiestaf, generaal Van den Breemen, sprak toen onder andere met de hoogste UNPROFOR-commandant in Sarajevo, de Engelse generaal Rupert Smith. En Smith speculeerde tegenover Van den Breemen toen al volop over een volledige verovering van de enclaves in Oost-Bosnië, door de Bosnisch-Servische troepen. De commissie-Bakker noemt dat in haar eindrapport niet voor niets: “opmerkelijk”. Opmerkelijk, omdat van die inschatting van de Engelse generaal van begin april in de daarop volgende maanden niets terug te vinden is in de inschatting van de Nederlandse militaire top. En eveneens opmerkelijk omdat daarvan ook niets is terug te vinden in de inschatting die minister Voorhoeve van Defensie maakte. Toch had Voorhoeve begin april van generaal Van den Breemen een uitgebreid verslag gekregen over diens gesprek met Rupert Smith in Sarajevo. Voorhoeve blijft tot op de dag van vandaag volhouden dat hij tot op het laatst toe onzeker bleef over de werkelijke bedoelingen van de Serviërs. Het gevolg was dat in juli 1995 de hele Nederlandse ministerraad zich niet realiseerde wat er werkelijk gaande was in de Bosnische enclave. Dat blijkt uit het antwoord dat Voorhoeve tijdens zijn verhoor door de commissie-Bakker gaf op de vraag wat hij in die dagen voor de val van Srebrenica tegen zijn collega-ministers heeft verteld.
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
Ik denk dat ik dus heb gezegd: “We weten niet precies wat er gaat gebeuren. Het kan dit zijn, het kan dat zijn. Niemand wist dat precies”.
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
Nederland had géén onafhankelijke eigen inlichtingen uit Servische bronnen. We moesten dus beoordelen op grond van wat andere mogendheden wisten of inschatten, en wat de VN zei, of wist, of meende te weten.
 
Argos:
Oud-defensieminister beklaagde zich vorig jaar voor de commissie-Bakker er uitgebreid over dat Nederland in 1995 niet beschikte over voldoende eigen inlichtingencapaciteit. Hij lijkt daarmee zijn eigen inlichtingendienst tekort te doen. Want de MID, de Militaire Inlichtingendienst, Afdeling Landmacht, was volop actief tijdens en rondom de missie van Dutchbat in Srebrenica. Zo stelde de MID dagelijks een zogenaamd ‘Intsum’ op, een ‘intelligence-summary’, een vertrouwelijk inlichtingen-rapport over de situatie ter plekke en rondom Dutchbat. Maar wie deze rapporten van de Militaire Inlichtingendienst inkijkt, krijgt een onthutsend beeld voorgeschoteld. Om te beginnen het rapport van 7 juli 1995. De dag daarvoor is de Servische aanval op Srebrenica echt begonnen, maar de MID maakt in haar rapportage slechts melding van “verhoogde spanning in en rond Srebrenica”. Verder zijn er, aldus de MID, “geen ingrijpende wijzigingen op het gevechtsveld” en kenschetst de dienst de situatie in Bosnië zelfs als “relatief stabiel”. Wel spreekt de MID de verwachting uit dat intensiteit van de gevechten “waarschijnlijk” zal toenemen, en dat het initiatief daarbij vooral bij de moslimtroepen zal liggen. Terwijl het juist de Servische troepen zijn, die op dat moment de aanval op Srebrenica volop hebben ingezet. Drie dagen later, op 10 juli, de dag voordat de enclave valt, schrijft de MID:
 
Intsum MID:
Militaire Inlichtingendienst, Afdeling Landmacht. Intsum 13095. 10 juli 1995 12:00 plaatselijke tijd. Het heeft er alle schijn van dat de VRS, het Bosnisch-Servische leger, met zijn huidige optreden in de Srebrenica-enclave verbetering van de controle over het zuidelijk deel van de enclave beoogd. De VRS wil met zijn huidige actie waarschijnlijk een betere controle over de voor de Bosnische-Serviërs belangrijke oost-west verbindingsweg ten zuiden van de enclave verkrijgen. De VRS lijkt dan ook geen volledige bezetting van de Srebrenica-enclave na te streven.
 
Argos:
Dus op dàt moment, als in Srebrenica Dutchbat steeds verder in het nauw wordt gedreven en Dutchbat-commandant Karremans wanhopig om luchtsteun smeekt, denkt de MID nog steeds dat de Serviërs slechts een stukje van de enclave willen bezetten. En ook de volgende dag, 11 juli 1995, de dag dat de enclave Srebrenica valt, blijft de inlichtingendienst in dat standpunt volharden.
 
Intsum MID
Militaire Inlichtingendienst, Afdeling Landmacht. Intsum 13195. 11 juli 1995. 12:00 plaatselijke tijd. Ondanks de recente ontwikkelingen lijkt het nauwelijks waarschijnlijk dat de Bosnische-Serviërs de Srebrenica-enclave volledig willen innemen en zullen blijven staan op ontruiming. Het lijkt namelijk niet in het belang van de Bosnische-Serviërs om de moslims in de enclave toe te staan zich naar een ander deel van Bosnië-Herzegovina te begeven. Dit zou de achtste operationele groep, circa 3000 tot 4000 man, in de gelegenheid stellen de Bosnische regeringsstrijdkrachten elders te versterken. Bovendien beschikt te VRS ook niet over voldoende infanterie om de enclave duurzaam te bezetten. Vooralsnog lijkt bij de recente gebeurtenissen vooral sprake van een Bosnisch-Servische poging om de besluitvaardigheid van de VN te testen. De VRS heeft zijn opmars mogelijk verder doorgezet dan aanvankelijk was voorzien.
 
Argos:
Deze volkomen verkeerde inschattingen van de situatie in Srebrenica door de MID zullen er ongetwijfeld toe hebben bijgedragen dat men ook op het ministerie in Den Haag tot het laatst toe is blijven geloven in een slechts gedeeltelijke bezetting van de enclave. Maar de MID gaat door. Op 12 juli 1995, als de enclave de dag daarvoor helemaal onder de voet is gelopen, lijkt de opsteller van de inlichtingenrapporten zijn verkeerde inschattingen van de voorafgaande dagen nog steeds niet te willen erkennen. Hij schrijft:
 
Intsum MID:
Het moet worden betwijfeld of de bezetting van de Srebrenica-enclave door de Bosnisch-Serviërs is ingegeven door vooraf bepaald beleid.
 
Argos:
Uit het rapport van een dag later blijkt dat de Nederlandse Militaire Inlichtingendienst er geen flauw benul van heeft wat er zich in die veroverde enclave aan het voltrekken is.
 
Intsum MID:
Militaire Inlichtingendienst, Afdeling Landmacht. Intsum 13395. 13 juli 1995. 12:00 plaatselijke tijd. De VRS-strijdkrachten, Bosnische Serviërs, controleren de enclave nagenoeg volledig. Momenteel zoekt de VRS nog naar ABI-strijders, Bosnische regeringsstrijdkrachten, die het onherbergzame zijn ingevlucht. De VRS voert de moslimbevolking af naar centraal Bosnië-Herzegowina. De weerbare mannen worden verzameld in Bratunac, ten noorden van de enclave. De Bosnische Serviërs willen in Bratunac onderzoeken of zich onder de hier verzamelde groep mannen oorlogsmisdadigers bevinden. Het door de VRS verzamelen van weerbare mannen uit de Srebrenica-enclave lijkt vooral bedoeld om te voorkomen dat deze groep anderen ABI-eenheden versterkt. Er moet ook nog worden afgewacht in hoeverre de Bosnische Serviërs bereid zijn deze groep te laten gaan. Internering in een krijgsgevangenenkamp moet dan ook niet worden uitgesloten.
 
Argos:
“Internering in een krijgsgevangenkamp.” Uit het Nederlandse inlichtingenrapport klinkt geen enkel besef door van het lot dat de mannelijke moslimbevolking van Srebrenica te wachten staat. De volgende dag, 14 juli 1995, schrijft de inlichtingendienst over de moslimmannen van Srebrenica niet meer dan dat zij zich in Bratunac “zouden” bevinden, en dat hun positie “onbekend” is.
 
Intsum MID:
Na het vertrek van het grootste deel van de moslimbevolking uit Srebrenica, blijven de mannen ouder dan zestien jaar, voor zover zij zich nog in de handen van de VRS bevinden, in een gijzelaarspositie.
 
Argos:
In de daaropvolgende dagen weten de inlichtingenrapporten niet veel meer te melden over de mannelijke bevolking van Srebrenica. Op 17 juli schrijft de MID:
 
Intsum MID:
Het aantal moslims, voornamelijk mannen ouder dan zestien jaar, dat bij de VRS aanval op Srebrenica gevangen is genomen en afgevoerd, bedraagt volgens de laatste schattingen circa 4000. Voor zover bekend zouden zij worden vastgehouden in Nova Kasaba, Konjevic Polje, Baskovic en Bratunac.
 
Argos:
In de dagen daarna is de aandacht voor de mannen van Srebrenica in de rapportages van de Militaire Inlichtingendienst helemaal weggeëbd: over hun lot wordt niets meer geschreven.
 
Argos:
De Intsums, de inlichtingenrapporten van de Militaire Inlichtingendienst, Afdeling Landmacht, leveren dus een triest beeld op. Een beeld van een lange reeks verkeerde inschattingen. Misschien is het daarom wel begrijpelijk dat oud-minister Voorhoeve tijdens het verhoor door de commissie-Bakker de activiteiten van zijn eigen inlichtingendienst lijkt te negeren:
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
Wij gingen dus af op de grotere inlichtingendiensten van grotere landen, en op de inlichtingencapaciteit van de VN. Dan ben je overigens vragende partij en is het maar de vraag wat je krijgt.
 
Argos:
Maar klopt dit beeld dat Voorhoeve schetst? Is het waar dat Nederland uit eigen bron helemaal niet kon beschikken over inlichtingenmateriaal, dat de ontwikkelingen rondom Srebrenica wél adequaat weergaf. En had men daarom in Den Haag niet tijdig in de gaten had dat de Bosnische Serviërs het op de hele enclave hadden voorzien.
 
(fragment) NOVA:
"Er zal een grote aanval worden uitgevoerd door de Bosnische Serviërs."
"Er zullen ook speciale troepen meedoen aan de aanval."
"Generaal Mladic persoonlijk geeft de orders aan de eenheden."
"Doel van de aanval: alle Nederlandse observatieposten uitschakelen."
"De bron van deze informatie moet als betrouwbaar worden gekenschetst."
 
Argos:
Een fragment uit het tv-programma NOVA van 11 juli vorig jaar. Het zijn citaten uit een fax die toen door NOVA werd onthuld. Een fax, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: er is een grote aanval op Srebrenica op komst, die zich zeker niet zal beperken tot slechts een deel van de enclave. De fax is vanuit de enclave verstuurd door Dutchbat-commandant Karremans op 8 juni 1995 – dus een maand voordat de Servische aanval op Srebrenica begon. Het bericht ging naar het VN-commando in Sarajevo waar de Nederlandse generaal Nicolaï chef-staf was, naar het VN-commando in Tuzla, waar de Nederlandse kolonel Brantz zat, en naar Den Haag, naar de crisisstaf van de Landmacht, die onder leiding stond van de toenmalig plaatsvervangend Bevelhebber van de strijdkrachten, generaal Van Baal. Kolonel Brantz verklaarde in NOVA dat hij de fax nooit onder ogen heeft gehad. En volgens NOVA heeft generaal Van Baal de fax nooit doorgestuurd naar minister Voorhoeve. Misschien is de reden dat er met dit alarmerende bericht niets gedaan is, de bron van de informatie. Dat was namelijk de inlichtingendienst van de moslims. Men vond informatie, afkomstig van het moslim-regeringsleger, blijkbaar niet betrouwbaar genoeg. In Nederlandse militaire kringen klonk wel vaker wantrouwen tegenover de moslims door. Wel stelt dit een opmerking die oud-minister Voorhoeve tegenover de commissie-Bakker maakte, in een wat vreemd daglicht:
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
Ik stel vast dat wij geen tijdige adequate waarschuwingen van andere inlichtingendiensten hebben gekregen over wat er stond te gebeuren. Ik zeg met opzet 'geen tijdige adequate waarschuwingen'. Nederland heeft zijn eigen analysecapaciteit maximaal benut en bleef dus met de 'fog of war' zitten.
 
Argos:
Oud- minister Voorhoeve. Maar heeft Nederland zijn eigen analysecapaciteit wel maximaal benut, zoals Voorhoeve stelt. Want het verhaal gaat nog verder: ook binnen het eigen inlichtingenapparaat van Dutchbat en de Nederlandse landmacht waren er wel degelijk mensen die de ontwikkelingen rond de enclave wél juist en adequaat hebben ingeschat. Alleen werd met hun informatie niets gedaan. Althans dat blijkt uit een aantal documenten, verslagen van gesprekken met hoge officieren van de Militaire Inlichtingendienst. Die gesprekken hebben eind juli/begin augustus 1995 plaatsgevonden. Allereerst is er het verslag van een gesprek op 25 juli 1995 met een van de hoogste officieren van de MID bij de Landmacht, Hoofd Inlichtingen & Veiligheid Bokhoven. Daarin komt - o.a. onder verwijzing naar de Intsums van de MID - weer het inmiddels vertrouwde beeld naar voren: de totale verovering van de enclave was niet te voorzien:
 
Kolonel H. Bokhoven:
Bokhoven toont de ‘rapportages verbindingsinlichtingen’: (afgesloten 6 juni) met het oog op eventuele ‘voorkennis’ van de Servische aanval. Hij (her-)bevestigt dat niets concreet wees op ongebruikelijke Servische troepenbewegingen of de aanwezigheid van ongeïdentificeerde eenheden in het gebied vóór de aanval op Srebreníca. Volgens Bokhoven heeft ook de opsteller van de Intsums (afdeling inlichtingen A-1) vooraf geen bijzonder patroon in het gedrag van de Bosnisch-Servische strijdkrachten ontdekt. Ook voor troepensteun vanuit Klein Joegoslavië zijn geen harde aanwijzingen.
 
Argos:
Het andere document zet zich duidelijk af tegen deze visie van een van de hoogste MID-bazen. Het bevat het verslag van een gesprek op 1 augustus 1995 met majoor R. de Ruyter, Rob de Ruyter. Hij is ook van de MID en wel Hoofd Veiligheid van de Directie Operatiën van de Koninklijke Landmacht. Over de aanloop tot de aanval van de Servische troepen op Srebrenica stelt het verslag:
 
Majoor Rob de Rutyer:
Volgens De Ruyter heeft Sectie Veiligheid, vooral op basis van Rave’s rapportages, wel degelijk de Servische bedoelingen - dit is: inname enclave - tijdig doorzien. Het patroon van de Bosnisch-Servische strijdkrachten, dat wil zeggen: het uitmergelen van het bataljon tot het rijp was voor rotatie, was immers ‘als uit het boekje’. Bovendien waren verplaatsingen van het geschut van het Bosnisch Servische leger en van het Bosnische regeringsleger gemeld, en het Bosnische regeringsleger was druk met stellingbouw. Volgens De Ruyter wilde echter niemand bij de Sector Noord Oost, in het bataljon of bij de Sectie Inlichtingen naar deze signalen luisteren. ‘We waren roepende in de woestijn’. Iedereen, inclusief het Bosnia-Herzegovina-Command, bleef tot het laatst geloven dat het de Bosnisch-Servische strijdkrachten alleen ging om de zuid-oostelijke hoek en het kruispunt.
 
Argos:
De bron waarnaar majoor De Ruyter verwijst, wordt in het verslag een apart PS gewijd:
 
Majoor Rob de Rutyer:
PS: De Ruyter heeft het gros van de informatie over de interne verhoudingen in het bataljon via zijn contactman Rave.           
 
Argos:
Rave is sergeant-majoor E. Rave. Rave zat in Srebrenica bij Dutchbat. Hij zat er eigenlijk als inlichtingenman, maar trad tegelijkertijd ook op als liaison-officier; dat is de officier, die het contact moest onderhouden met de strijdende partijen. Rave verving de eigenlijke liaison-officier van Dutchbat, omdat die na verlof door de Serviërs niet meer tot de enclave werd toegelaten. Door deze liaison-functie behoorde Rave tot de staf van Dutchbat-commandant Karremans en was bij alle belangrijke besprekingen. Hij was bijvoorbeeld ook aanwezig bij de gesprekken die Karremans voerde met de Bosnisch-Servische generaal Mladic. Rave zat dus overal met zijn neus bovenop. Voor een inlichtingenman een ideale positie. In het gespreksverslag met majoor De Ruyter wordt dan ook bijna tevreden opgemerkt over deze dubbelfunctie van sergeant-majoor Rave dat die hem “veel bewegingsvrijheid en ruimte om informatie te verzamelen” verschafte. Een ideale positie ook om goed op de hoogte te zijn van de voortekenen van een Servische aanval. Overigens verzamelde Rave ook inlichtingen over de interne gang van zaken binnen Dutchbat, bijvoorbeeld over het functioneren van commandant Karremans en zijn plaatsvervanger Franken. Ook die informatie gaf hij rechtstreeks door aan Den Haag, aan zijn contactpersoon daar, majoor Rob de Ruyter. De Ruyter en Rave zijn namelijk contra-inlichtingen-mannen. De Ruyter was bijvoorbeeld ook een van de hoge MID-officieren, die een hoofdrol speelden bij het mislukken van het beruchte fotorolletje.
 
Argos:
U luistert naar De Ochtenden op Radio 1. De VPRO met Argos. Vandaag over de val van Srebrenica. Deze maand precies zes jaar geleden. Waarom werd bij die dramatische gebeurtenissen in juli 1995 tot op het laatst de aanval van de Serviërs onderschat? En over welke informatie beschikte de Militaire Inlichtingendienst?
  
Argos:
Binnen de Militaire Inlichtingendienst vormen inlichtingenwerk en contra-inlichtingenwerk een essentieel verschil, zegt Ab Harrewijn. Harrewijn is Defensie-woordvoerder voor Groen Links in de Tweede Kamer, maar Harrewijn is ook het enige Kamerlid dat in beide onderzoekscommissies heeft gezeten, die vanuit de Kamer onderzoek hebben gedaan naar de val van Srebrenica: de commissie-Bakker én de werkgroep-Blaauw die aan de commissie-Bakker voorafging.
 
Ab Harrewijn:
Je hebt Inlichtingen en Veiligheid, hè? Veiligheid en contra-inlichtingen heet dat. Inlichtingmensen zijn er voor om te weten te komen (..) Wat doet de omgeving hè? Wat doen de Serviërs? Wat doen de moslims? Dat was met een officiële lijn via Zagreb-Sarajevo, kwam dat binnen.
 
Interviewer Argos:
Dat liep via de VN dan?
 
Ab Harrewijn:
Dat liep via de VN. Maar men had ook gewoon, ter beveiliging van het eigen bataljon, zogenaamde contra-inlichtingen-mensen. Die zijn er altijd. Die in de gaten houdt dat militairen niet ongeoorloofde betrekkingen aanknopen met een van de partijen, of handelen, of weet ik wat allemaal zijn.
 
Interviewer Argos:
Dus zeg maar de inlichtingenmensen die de eigen mensen bespioneren?
 
Ab Harrewijn:
Ja. Die de eigen mensen, om het maar een beetje raar te zeggen, 'bespioneren' hè?. Maar op het positief te zeggen: die ook wel een verantwoordelijkheid hebben voor de veiligheid voor zo'n bataljon. Zodat er geen dingen gebeuren die de missie in gevaar brengen.
 
Interviewer Argos:
En mensen van de afdeling Veiligheid?
 
Ab Harrewijn:
Ja. Die lijn Contra-Inlichtingen - Veiligheid dat was een directere lijn met de enclave. En daar kwamen ook wel weer gewone inlichtingen uit voort.
 
Interviewer Argos:
Dat liep dan van Den Haag. Daar zat gewoon een hoge officier van de MID die die veiligheid onder zich had, die had dan contact met iemand in Srebrenica?
 
Ab Harrewijn:
Ja. Het was geen officiële, maar er was wel een officieus lijntje, zal ik maar zeggen. En die had dat contact in die enclave.
 
Interviewer Argos:
Dat ging dan ook een beetje buiten de VN-structuur om? Dat was een directe Nederlandse lijn?
 
Ab Harrewijn:
Dat was een direct Nederlands lijntje.
 
Argos:
De juiste informatie over de Servische aanval op Srebrenica die op handen was, is dus wel degelijk via het inlichtingenapparaat in Den Haag terechtgekomen. Maar waarom is die daar niet verder doorgedrongen? Volgens Harrewijn zijn daarvoor twee mogelijke verklaringen. Misschien heeft majoor De Ruyter geprobeerd achteraf mooi weer te spelen. Het gesprek waarvan het document verslag doet, heeft immers pas in augustus 1995 plaatsgevonden. Achteraf is het altijd gemakkelijk om te zeggen dat je het allemaal allang wist, aldus Harrewijn.
 
Ab Harrewijn:
Je eigen positie markeren heet dat, hè. Dat is de ene mogelijkheid, maar de andere kant is het ook zo van (..) Ik kan me ook wel voorstellen dat er toch wel een wat strikte scheiding was tussen de veiligheidsmensen en inlichtingenmensen. De echte inlichtingenmensen keken nog wel neer op de 'contra-inlichtingen mannetjes', zo noemden ze ze wel eens, hè? Die hadden toch wel een andere status.
 
Interviewer Argos:
Ja? De contra-inlichtingenmannen die zijn lager in de pikorde, zal ik maar zeggen?
 
Ab Harrewijn:
Ja. Daar houden ze niet zo van. Een beetje interne spionnen, zo worden ze wel gezien, ja. Terwijl het echte inlichtingenwerk, het verzamelen van informatie van wat alle betrokken partijen allemaal doen, dat heeft meer een soort spannend imago, zal ik maar zeggen. En ik kan me de sfeer destijds, de cultuur van landmacht kennende, zijn dat gewoon altijd stammenoorlogen geweest. Dus het kan heel goed zijn, dat als inderdaad die inlichtingen niet zo bij elkaar gezet zijn, als een soort positiemarkering, maar inderdaad via die lijn wel gekomen zijn, kan ik me goed voorstellen dat ze gesmoord zijn en dat er weinig mee gedaan is. Gewoon weggewoven: “Het is jullie werk niet”, “Wij hebben de officiële lijn met Sarajevo”, enzovoorts. Zoiets kan ik me best voorstellen.
 
Interviewer Argos:
Maar achteraf gezien is dat toch wel heel triest eigenlijk. Dat dus de informatie, de juiste informatie, wel doorkwam, maar dat men die om dit soort prestige redenen genegeerd zou hebben.
 
Ab Harrewijn:
Ik denk dat er ook nog iets anders meespeelde ook. Ook al zou er geen prestige, en kwam al die informatie door, het past ook helemaal niet in het beeld. Men had absoluut niet het idee dat een van de partijen, in dit geval de Serviërs, het lef zouden hebben een hele VN-eenheid op te rollen. Dat kon gewoon niet. Ik bedoel, er werd continu gepraat. Er was continu ook overleg, ook al ging het vechten door. Er werd gevochten tegen de moslims. Die enclaves, daar zouden ze toch afblijven? Het was gewoon niet denkbaar, hè? Natuurlijk gingen ze observatieposten wegtreiteren, gaan ze proberen de enclave kleiner te maken. Ik bedoel, dat konden ze zich allemaal voorstellen. Maar het idee dat een door de VN aanwezigheid beschermde enclave helemaal met geweld opgerold zou worden, dat was ondenkbaar.
 
Interviewer Argos:
Maar wie bedoelt u dan met 'ze'? De mensen in Den Haag? Of de leiding van de VN?
 
Ab Harrewijn:
Allen.
 
Interviewer Argos:
Allen?
 
Ab Harrewijn:
Allen hebben niet verwacht dat dit kon gebeuren.
 
(fragment) NOS Journaal:
Srebrenica-Stad, het centrum van de moslimenclave Srebrenica, is bijna zeker in handen gevallen van de Bosnische-Serviërs. De Nederlandse VN’ers hebben hun posities rond de stad verlaten en vluchten naar hun hoofdkwartier in het nabijgelegen Potočari. Srebrenica-Stad wordt nu niet meer verdedigd. Tienduizenden inwoners van de belegerde stad zijn op de vlucht geslagen. Duizenden proberen onderdak te vinden bij de VN in Potočari, anderen zijn de bossen in getrokken. De commandant van de Nederlandse VN’ers in de moslimenclave, had de VN gisteren en vanochtend tevergeefs om steun vanuit de lucht gevraagd.
 
Afkondiging Argos door Djoeke Veeninga:
We hebben de afgelopen week geprobeerd een aantal vragen voor te leggen aan MID-officier De Ruyter, maar het Ministerie van Defensie wilde op geen enkele manier medewerking verlenen aan een interview. "Vanwege het onderzoek van het NIOD naar Srebrenica waaraan wij meewerken", aldus een woordvoerder van het ministerie. Zelfs schriftelijke vragen indienen had volgens hem geen zin. De rol van de Militaire Inlichtingendienst komt overigens naar verluid uitvoerig aan bod in het onderzoek van het NIOD. Argos werd deze week gemaakt door Kees van den Bosch, Stefan Heijdendael, Rinse Blanksma, Jan Hendrik van der Veen, Huub Jaspers en Gerard Legebeke. En als u deze aflevering van Argos opnieuw wilt horen, dan kunt u een cassettebandje of een cd bestellen. Als het een cassette is, dan is het vijftien gulden. En voor een CD fl.19,75-. Maak dat over op gironummer 444600 ten name van VPRO Publiekservice in Hilversum. U kunt ook luisteren via het internet. Surf daarvoor naar www.vpro.nl/argos. Op deze website vindt u ook andere informatie over deze een voorgaande uitzendingen. U kunt zich daar ook inschrijven op de nieuwsbrief van Argos. Dan krijgt u iedere week van te voren te horen waarover het in Argos gaat.
 
  *** EINDE TRANSCRIPTIE***