Wat wist Den Haag over een geheim VN-overleg over de situatie Srebrenica in mei 1995?

transcriptie

Argos NPO radio1
13 oktober 2000

Een reportage van Huub Jaspers, Stefan Heijdendael, Astrid Nauta, Praxedis Bouwman, Martin Hulshof & Gerard Legebeke
 

*** START TRANSCRIPTIE***

 
#Openingstune Argos. Radio 1. De VPRO met Jan Donkers.
 
Aankondiging door VPRO Presentator:
Terug bij VPRO op vrijdag. Het is zeven minuten (bijna) over elf. Tijd voor Argos. De Nederlandse regering wil dat de Tweede Kamer akkoord gaat met het sturen van Nederlandse troepen naar het grensgebied van Eritrea en Ethiopië, maar tegelijkertijd is de Tweede Kamer nog steeds niet klaar met het onderzoeken en het analyseren van die vorige missie van de Nederlandse troepen in het buitenland: Srebrenica. En nog steeds is lang niet alles duidelijk over dat drama van vijf jaar geleden, over wat er mis ging, waarom hulp en luchtsteun uitbleef bijvoorbeeld.
 
Kopfragment 1, Ruud Lubbers:
Ik herinner me nog heel goed: de minister van Buitenlandse Zaken zei: “Ik probeer troepensteun te krijgen van de Amerikanen”. Dat zat er toen niet in. Dat zat er toen niet in, maar ik weet dat ik zelf in mijn gesprekken met name het accent heb gelegd: “We moeten toch zeker zijn van de luchtsteun.”
 
Kopfragment 2, Jan Hoekema (Kamerlid D66):
Wat betreft de luchtsteun, was inderdaad de atmosfeer van de gesprekken ter plaatse, en ook na afloop hier in Nederland met de minister, er is een afspraak en die staat op papier. We hadden op dat moment geen reden om bij voorbaat te twijfelen aan de hardheid van die afspraken.
 
Kopfragment 3, Wim Kok:
Ik heb de indruk over gehouden van die avond dat de Secretaris-Generaal betrekkelijk vaag was, niet voldoende duidelijk was, over de kwestie van het zekerstellen van de luchtsteun wanneer daar om zou moeten worden gevraagd.
 
Argos:
Drie Nederlandse politici over gewapende luchtsteun voor Dutchbat. Uitspraken van verschillende Nederlandse politici over gewapende luchtsteun voor Dutchbat. Luchtsteun die Dutchbat zou krijgen tijdens haar VN-missie in Bosnië. Uitspraken, gedaan tijdens de verhoren afgelopen mei en juni door een speciale Kamercommissie onder leiding van D66-er Bakker.
 
De Tweede Kamer debatteerde deze week met de regering over het eindrapport van die Commissie-Bakker, officieel de ‘tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen’ geheten. Bakker en de zijnen onderzochten de politieke besluitvorming over de deelname van Nederlandse militairen aan vredesoperaties. Het betrof meerdere missies, maar verreweg de meeste aandacht ging naar het nationale trauma Srebrenica. De ‘safe area’ Srebrenica, de moslimenclave in Oost-Bosnië die beschermd had moeten worden door Dutchbat, maar op 11 juli 1995 in handen viel van Servische troepen, nadat luchtsteun uitbleef. Duizenden mannelijke inwoners van Srebrenica zijn sindsdien spoorloos en hoogstwaarschijnlijk omgebracht.
Juist die luchtsteun en vooral de garanties die daarover waren afgegeven, vormden een belangrijk onderdeel van het onderzoek door de commissie-Bakker. Toch bevat dat onderzoek een belangrijk hiaat; een hiaat over de vraag waarom de luchtsteun uitbleef.
 
In Argos vandaag een speurtocht naar een al dan niet bewust vergeten toespraak voor de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Een toespraak met verregaande consequenties:
 
Jan Willem Honig:
Het plan, het idee, van generaal Javier en generaal Smith om de kwetsbaarheid van de VN-troepen te verminderen betekent dat de Serviërs de vrije hand kregen om de enclaves in Oost-Bosnië aan te vallen en op te ruimen.
 
Argos:
Werd het belang van dit plan wel onderkend door de Nederlandse diplomaten in New York? Werd er in Den Haag alarm geslagen? En werden de Nederlandse militairen in Srebrenica op de hoogte gesteld?
 
Argos:
Eerst terug naar de verhoren door de commissie-Bakker. Naar 24 mei van dit jaar, toen voormalig Defensie-minister Ter Beek werd verhoord. Onder zijn ministerschap werd besloten Dutchbat naar Srebrenica te sturen. Ter Beek werd verhoord door commissielid mevrouw Van Ardenne over een bezoek aan Nederland in januari 1994 door toenmalig Secretaris-Generaal van de Verenigde naties, Boutros Ghali.
 
(fragment) Agnes Van Ardenne-Van der Hoeven:
Het concept van die safe areas hangt samen met het verlenen van luchtsteun. In januari ’94 dan komt de Secretaris-Generaal naar Nederland om in het Catshuis met een aantal leden van het kabinet nog eens te spreken over hoe dat nou precies gaat met die luchtsteun. Is naar uw indruk de Secretaris-Generaal duidelijk geweest in de afspraken die nodig waren om luchtsteun aan te vragen en er van verzekerd te zijn dat die ook geleverd zou worden voor het luchtmobiele bataljon?
 
(fragment) Relus Ter Beek:
Ja, het is een beetje in etappes gegaan, met wat trek- en duwwerk. Maar uiteindelijk heb ik toen aan het bezoek van de Secretaris-Generaal een tevreden gevoel over gehouden. Ik weet nog wel dat diner in het Catshuis; daar is uitvoerig gesproken over luchtsteun. Uiteindelijk heb ik een bevredigend antwoord gekregen op mijn vragen. Bij die gelegenheid is in ieder geval duidelijk geworden, dat Boutros Ghali zei twee belangrijke dingen: om de VN instemming met luchtsteun dat hoefde niet nog apart voorgelegd te worden aan de Veiligheidsraad; daar kon hij als Secretaris-Generaal zelf over beslissen. En om nou te voorkomen dat het nog helemaal naar hem moest in New York, had hij zijn vertegenwoordiger in Zagreb, Akashi, dat Akashi namens hem, dat hij zijn bevoegdheid had gedelegeerd aan Akashi. En dat vond ik een geruststellende gedachte.
 
(fragment) Agnes Van Ardenne-Van der Hoeven:
Dus u was gerustgesteld op basis van het gesprek in het Catshuis met Boutros Ghali. Gold dat ook voor de overige leden van het kabinet?
 
(fragment) Relus Ter Beek:
Ja, ik denk het wel. In ieder geval hebben de conclusies van die avond op tweeërlei weg ook een schriftelijke weerslag gekregen. Een, in een brief van Boutros Ghali aan de Veiligheidsraad - van ik dacht 28 januari, of 27 - en in een brief van de regering aan de Tweede Kamer.
 
Argos:
Volgens Ter Beek had Nederland dus harde garanties gekregen van de VN over luchtsteun voor Dutchbat. Maar de toenmalige Nederlandse ambassadeur bij de Verenigde Naties, Biegman, ook aanwezig bij het diner in het Catshuis, had daar een heel andere mening over.
 
Nicolaas Biegman:
Voor Nederland was vooral van belang om garantie te hebbendat er luchtsteun zou komen wanneer wij in moeilijkheden zouden raken in die safe areas, en in dit geval Srebrenica. Ik ben daarbij geweest natuurlijk, bij dat diner waar daar eindeloos over gesproken is. Ik had niet de indruk dat de heer Boutros Ghali daar garanties afgegeven heeft. Kijk, het voornaamste wat er aan de orde was, Boutros zei op het ogenblik van: “Meneer, luchtsteun, daar kan ik zelf geen toestemming tot geven”. Boutros zei in januari ‘94: “Ik heb van de Russen een aanzegging gekregen dat ik daar niet in mee mag instemmen voordat er consultaties geweest zijn met de Veiligheidsraad.” Dat wil zeggen: met hun zelf. Daar is toen enkele uren over gesproken en dat is in cirkels rond gegaan, en wij hebben geprobeerd, tenminste de Nederlandse ministers, om hem tot een garantie te krijgen. Hij zegt op een ogenblik: “Ik zal mijn verantwoordelijkheden nemen”. Maar wat die verantwoordelijkheden zijn, dat laat hij in het midden. En opnieuw zegt hij ergens van: “Ja, maar ik moet toch wel consulteren met die Veiligheidsraad”.
 
Argos:
Een derde deelnemer aan de beraadslagingen in het Catshuis, het huidige D66 Tweede Kamerlid Hoekema, denkt er toch weer anders over. In januari 1994 was Hoekema nog hoge ambtenaar op het Ministerie van Buitenlandse Zaken en als zodanig op het Catshuis aanwezig. Hij vertelde tegen de commissie-Bakker:
 
(fragment) Jan Hoekema:
De discussie over de luchtsteun nam een groot deel van het gesprek in beslag. Ik kan me niet herinneren dat over een voorafgaande toestemming van de Veiligheidsraad is gesproken, want de Veiligheidsraad had in feite ingestemd met het algemene beginsel van de luchtsteun, de close air support en de air strikes. Ja, ik kan niet anders zeggen dan dat de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, daar in hele fraaie bewoordingen over sprak; dat hij blij was dat er garanties waren dat de VN en de NAVO samen, voor zover dat nodig was, er voor zouden zorgen dat de veiligheid van die safe areas was verzekerd. Daar zijn van Nederlandse kant ook heel veel vragen over gesteld: door de minister-president, door de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie, minister Pronk; of dat allemaal in orde was. Ja, en de Secretaris-Generaal gaf daar steeds positieve antwoorden op.
 
Argos:
De luchtsteun voor Dutchbat, de actieve militaire verdediging van de enclave Srebrenica, en de garanties daarover was dus een heel belangrijk punt voor de commissie-Bakker.
Des te opmerkelijker is het dat in het onderzoek van de commissie-Bakker niets is terug te vinden over een belangrijke gebeurtenis in mei 1995, zeven weken voordat de enclave viel. Toch is er de afgelopen jaren verschillende keren aan gerefereerd. Bijvoorbeeld al op 30 oktober 1995, de dag waarop de toenmalige Defensieminister Voorhoeve zijn zogenaamde ‘Debriefingsrapport’ over de val van Srbrenica presenteerde. Voor CDA-fractievoorzitter De Hoop Scheffer bleven er toen nog veel vragen over:
 
(fragment) Jaap de Hoop Scheffer:
Het belangrijkste van die vragen zijn: “Hoe is het nou precies in die VN-commandostructuur gegaan? Waarom kwam er geen luchtaanval? Waarom kwam er geen luchtsteun? Waarom bleef het bataljon in zijn hemd staan?”. Dat zijn zaken waarvan de CDA-fractie vindt dat ze écht nadere opheldering behoeven. Er zijn geen bewijzen. Er zijn wel een aantal aanwijzingen; vermoedens, dat de VN zei of dat de VN dacht, niet uitsprak, maar ‘dacht’ moet ik zeggen: het zou wel makkelijk zijn als die enclaves er niet meer zijn.
 
Argos:
VVD-Tweede-Kamerlid Blauw wist “die aanwijzingen”, “die vermoedens” toen al heel precies aan te duiden.
 
(fragment) Blaauw:
We horen nu dat op 25 mei door generaal Janvier in de Veiligheidsraad al in feite is aangegeven dat die enclaves niet te houden zijn. Daar is mij niets van bekend, dat is mij niet verteld. Is dat überhaupt door Buitenlandse Zaken aan Defensie verteld? Wist het bataljon het zelf, dat men zo over hen dacht in de Veiligheidsraad? Want bij de besloten zitting van de Veiligheidsraad met generaal Janvier zaten vertegenwoordigers van de troepen leverende landen. Dat is Nederland ook. We hebben een permanente vertegenwoordiging, dus dat signaal moet uitgebreid hier neergelegd zijn. Dat is ons niet doorgegeven.
 
Argos:
Indringende vragen over het optreden van de Franse generaal Janvier in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in New York, dat overigens niet op 25 maar op 24 mei 1995 heeft plaatsgevonden. En ook vragen over wat de Nederlandse ministeries met de uitspraken van Janvier hebben gedaan. Janvier was de hoogste militaire baas van de VN-troepen in voormalig Joegoslavië. Ook later duiken vragen over die 24ste mei nog verschillende keren op zonder dat er duidelijke antwoorden komen.
 
Argos:
Wat heeft UNPROFOR-commandant Janvier nu precies gezegd in de Veiligheidsraad en wat zijn de consequenties van zijn betoog geweest? Op de eerste plaats is daarbij van belang het moment nader aan te duiden. In mei 1995 staan de VN-troepen in Bosnië er beroerd voor. Secretaris-Generaal Boutros Ghali van de Verenigde Naties ontvouwt dan een aantal opties, waaronder naast handhaving van de status quo, ook totale of gedeeltelijke terugtrekking van de VN-troepen. Minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken reageert daar in de Tweede Kamer op 16 mei 1995 als volgt op:
 
(fragment) Hans van Mierlo:
Het Nederlands uitgangspunt is dat algehele terugtrekking van UNPROFOR op dit moment geen optie is. Evenmin is het Nederlandse uitgangspunt dat wij ons thans zouden moeten terugtrekken uit een gedeelte van Bosnië, met name de oostelijke enclaves waaronder Srebrenica. We zouden dan meer dan honderdduizend mensen aan hun lot overlaten, bovendien zijn ook aan zo’n terugtrekking speciale risico’s verbonden. Het Nederlands uitgangspunt is dat de Verenigde Naties hun presentie geloofwaardiger moeten maken, door een betere bescherming van de UNPROFOR-soldaten en door een effectiver optreden van UNPROFOR, door effectivere vormen van verdediging.
 
Argos:
Ook minister Voorhoeve van Defensie spreekt op die 16de mei in de Tweede Kamer:
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
Het beleid is dat de taken die wij daar hebben zo lang mogelijk moeten worden uitgevoerd, omdat buitengewoon veel mensen van ons voor hun veiligheid afhankelijk zijn. En ik zei zo lang mogelijk; dat betekent zolang het verantwoord is, zolang de risico’s voor het personeel ook verantwoord zijn. Wij zijn dus in overleg met de andere troepen leverende landen, en zoals de minister van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven, is het van groot belang dat er op korte termijn helderheid komt in het standpunt van met name het Secretariaat-Generaal en grote troepen leverende landen over hoe nu verder.
 
Argos:
Een week later reist UNPROFOR-commandant generaal Janvier vanuit voormalig Joegoslavië naar New York en spreekt daar de Veiligheidsraad toe. Achter gesloten deuren. Wat zich daar heeft afgespeeld, is gereconstrueerd door de Nederlandse onderzoeker Jan-Willem Honig. Hij is universitair docent aan het Department of War Studies aan King’s College in Londen. In 1996 schreef hij het boek ‘Srebrenica. Reconstructie van een oorlogsmisdaad’. Hij deed dat samen met Norbert Both, die onderzoeksassistent was geweest van de Britse EU-onderhandelaar in voormalig Joegoslavië, Lord Owen. Jan-Willem Honig:
 
Jan-Willem Honig:
Eind mei 1995 gaat de bevelhebber van de VN-vredesmacht in het voormalig Joegoslavië, generaal Janvier, naar de Veiligheidsraad in New York om een nieuw plan te verdedigen. Het is dan duidelijk geworden aan de militaire top in voormalig Joegoslavië dat de zaken verkeerd gaan, dat hoewel er een staakt-het-vuren was afgekondigd, is het duidelijk geworden dat het conflict weer zal opleven en het lijkt vrij zeker dat de Serviërs zullen proberen het conflict te beëindigen in 1995. Dat zou gepaard gaan met nogal wat geweld en bovendien, dat zou waarschijnlijk, hoogstwaarschijnlijk, inhouden dat de veilige gebieden, de enclaves die midden in Servisch gebied liggen in oostelijk Bosnië, Srebrenica en Zepa, met name, aangevallen zullen worden. Het grote probleem van generaal Janvier en zijn directe ondergeschikte generaal Rupert Smith is de enorme kwetsbaarheid van de VN-troepen. En ze verwachten dat als het conflict weer opleeft, dat de Serviërs heel gemakkelijk gijzelaars kunnen maken, die dan mogelijk VN-ingrijpen of een mogelijke VN-reactie zouden lamleggen. Wat generaal Janvier dan in New York betoogt, is dat die kwetsbaarheid verminderd wordt door het reduceren van het aantal troepen in de veilige gebieden in de enclaves.
 
Huub Jaspers:
Maar wat stelt hij precies voor?
 
Jan-Willem Honig:
Je hebt te maken met een paradoxale situatie. In wezen kun je die veilig situatie in Srebrenica en ook in Zepa makkelijker verdedigen met weinig troepen daar, dan met veel troepen. Veel troepen maken het kwetsbaar. Weinig troepen, en met name wanneer je daar voor air controllers houdt, mensen die vliegtuigen naar doelen kunnen geleiden, zodat ze de bommen raak op andere troepen gooien.
Huub Jaspers:
Ja, dat zijn militaire specialisten aan de grond, die dan gewoon kijken waar die doelen zijn en dan middels communicatie die vliegtuigen aanwijzingen geven waar ze de bommen moeten lanceren?
 
Jan-Willem Honig:
Precies.
 
Huub Jaspers:
Dus de Dutchbatters weghalen, zeg ik maar even, en dan..
 
Jan-Willem Honig:
Ja, hoofdmacht van de Dutchbatters weghalen
 
Huub Jaspers:
En dan een paar air controllers daar laten, zodat je als dat nodig is luchtaanvallen kunt uitvoeren?
 
Jan-Willem Honig:
Ja, omdat dan de kwetsbaarheid van de VN-troepen, de mogelijkheid van de Serviërs om gijzelaars te nemen enorm is afgenomen.
 
Argos:
Jan-Willem Honig vertelt dat hij en zijn collega Norbert Both zich voor hun reconstructie baseren op zeer betrouwbare bronnen.
 
Jan-Willem Honig:
Norbert had voor Lord Owen gewerkt, de Europese Unie onderhandelaar voor het voormalig Joegoslavië, en ikzelf ben verbonden aan een vakgroep die nogal een goed netwerk heeft binnen de Europese Defensie Gemeenschap.
 
Huub Jaspers:
Wat waren dat voor bronnen?
 
Jan-Willem Honig:
Nou, je hebt twee types bronnen: mensen en documenten, en van beide hebben we gebruik gemaakt.
 
Huub Jaspers:
Ja, ja.

Jan-Willem Honig:
Ik wil niet teveel in details treden, omdat de meeste mensen met ons gesproken hebben of doorgeschoven hebben onder de voorwaarde dat we daar niet al teveel over zouden praten.
 
Huub Jaspers:
Maar, daar heeft u dan ook bronnen uit eerste hand voor?
 
Jan-Willem Honig:
Ja.
 
Argos:
Generaal Janvier herhaalt in New York zijn toespraak voor een vergadering van troepen leverende landen, waaronder Nederland. Ook een documentaire van de IKON-televisie over de val van Srebrenica, uitgezonden op 30 mei 1996, maakt daar melding van:
 
(fragment) IKON - Janvier:
Het is 24 mei, anderhalve maand voor de val van Srebrenica. Op het VN-hoofdkwartier in New York zet generaal Janvier zijn mening uiteen in een besloten vergadering van de troepen leverende landen. De pers was er niet welkom, maar wij hebben de speech van Janvier op schrift:
 
“De troepen van UNPROFOR zijn geïsoleerd, verspreid en slecht bewapend. We hebben nog maar weinig tijd. We moeten het risico voor onze troepen zo klein mogelijk maken. Het mandaat van UNPROFOR moet substantieel gewijzigd worden.”
 
Janvier houdt een pleidooi om de VN-troepen terug te trekken uit de enclaves. De aanwezige blauwhelmen zijn er te kwetsbaar en vormen bovendien een potentiële bron van gijzelaars.
 
“We kunnen niet langer doorgaan met het spelen van een spelletje schaak.”
 
Argos:
Janvier oogst in New York met zijn plan heftige reacties van twee landen, vertelt onderzoeker Jan-Willem Honig:
 
Jan-Willem Honig:
De politieke reactie van met name de Verenigde Staten en Nederland is uitermate afwijzend. Het wordt gezien door Madeleine Albright - die dan VN-ambassadrice voor de Verenigde Staten is - als een opgeven van de veilige gebieden, als een capitulatie die politiek onaccepteerbaar is. Madeleine Albright zegt: “Je moet sowieso geweld gebruiken en al deze moeilijke militaire redeneringen, daar heb ik verder geen boodschap aan. De politieke boodschap van het terugtrekken van die troepen is voor mij veel belangrijker en dat is een slechte, en daarom wijs ik het af”.
 
Huub Jaspers:
Ja, ja. Want de politieke boodschap is: je verlaat de enclaves, je laat de moslimbevolking in de steek?
 
Jan-Willem Honig:
Precies.
 
Huub Jaspers:
Wat vindt Nederland?
 
Jan-Willem Honig:
Nederland vindt ook het politieke signaal verkeerd. Het geeft naar de Nederlandse mening ook het verkeerde signaal, van het opgeven van die enclaves. En bovendien geeft het het verkeerde morele signaal, dat de wereld niet bereid is om aan agressie een halt toe te roepen. En omdat te doen is een VN-aanwezigheid, een aanzienlijke VN-aanwezigheid, in het veilig gebied noodzakelijk.
 
Argos:
De consequentie van het standpunt van Janvier is dat als de VN-troepen in de enclaves blijven, er absoluut geen sprake kan zijn van luchtsteun wanneer ze worden bedreigd.
De Amerikaanse VN-ambassadrice Allbright geeft na de bijeenkomst van de Veiligheidsraad met Janvier een korte reactie aan de pers:
 
(fragment) Madeleine Albright:
What I think again came out of this and some questions that I myself asked, have to do with the question that we don’t understand why air power is not appropriate at this time?
 
Argos:
Janvier keert bepaald niet vrolijk terug naar Joegoslavië, vertelt Honig.
 
Jan-Willem Honig:
De man keert uitermate gedeprimeerd terug naar zijn post, omdat hij zich realiseert dat de internationale gemeenschap niet teveel zal opbrengen, dat als het misgaat in Joegoslavië of in Bosnië, om een krachtig antwoord aan Servische aanvallen te geven.
 
Huub Jaspers
Dat is zijn analyse na die discussie in New York?
 
Jan-Willem Honig:
Dat is zijn conclusie en die wordt gedeeld door generaal Smith in Sarajevo. Het betekent dat als de Serviërs een offensief inzetten waar dan ook in Bosnië, maar met name rond Srebrenica, dat de VN geen krachtdadig antwoord zal geven en dat de Serviërs gemakkelijk met geweld die enclave zullen kunnen innemen.
 
Huub Jaspers:
Dat is op dat moment al duidelijk, eind mei?
 
Jan-Willem Honig:
Ja.
 
Huub Jaspers:
En dat hebben die Serviërs ook door?

Jan-Willem Honig:
En zo is het. Ja, je kunt die conclusie vrij gemakkelijk trekken door alleen al naar de gezichten te kijken van generaal Janvier en anderen als ze uit die besloten vergadering in de Veiligheidsraad komen. Bovendien sijpelt de essentie van wat er gebeurd is snel naar buiten en dat verschijnt ook in de pers.
 
Huub Jaspers:
U zegt bijna het was een soort signaal aan de Serviërs van: “nou ja, als je die enclaves in wil nemen doe maar, wij zullen toch niets doen.”
 
 
Jan-Willem Honig:
Ja, inderdaad. Het is toch uiteindelijk wel zo duidelijk geweest voor de Serviërs. Het bewijs daarvoor is de aanval op Srebrenica. Want ook al hebben ze het, dat moet men wel zeggen, vrij voorzichtig aangepakt, het is een aanval die een kleine week duurt en die in een aantal fasen verloopt. En de Serviërs zijn zeer oplettend ten aanzien van de internationale gemeenschap in wat ze doen. Als ze het niet helemaal vertrouwen dan wordt de aanval op Srebrenica even stopgezet.
 
Huub Jaspers:
Ze zetten kleine stapjes. Ze treiteren een beetje, komen dichterbij.
 
Jan-Willem Honig:
Ze treiteren een beetje. Er is geen reactie? Ze gaan verder. Er is geen reactie, dan gaan ze wéér verder. Enzovoorts.

Huub Jaspers:
Die val van de enclave, die is eigenlijk eind mei definitief begonnen?
 
Jan-Willem Honig:
Ja, het is duidelijk eind mei dat de Serviërs de kaart kunnen simplificeren door die enclaves in Oost-Bosnië in het midden van hun grondgebied op te ruimen. En dat de internationale gemeenschap hoogstwaarschijnlijk daar geen halt aan toe zal roepen. Het plan, het idee van generaal Janvier en generaal Smith om die kwetsbaarheid van de VN-troepen te verminderen, betekent dat de Serviërs de vrije hand kregen om de enclaves in Oost-Bosnië aan te vallen en op de ruimen.
 
Argos:
U luistert naar Radio 1, de VPRO, het programma Argos. Vandaag over een hiaat in het rapport van de commissie-Bakker, die de uitzending van Dutchbat naar Srebrenica onderzocht. Over een toespraak die UNPROFOR-commandant Janvier anderhalve maand voor de val van Srebrenica hield in New York, waarin hij pleitte voor het terugtrekken van de VN-troepen uit de enclaves.
 
De grote vraag is nu wat de vertegenwoordigers van Nederland bij de Verenigde Naties in New York met deze informatie hebben gedaan. Want voor Nederland was die hoogst alarmerend. Weliswaar kreeg Janvier de Veiligheidsraad niet achter zijn plan, duidelijk was wel dat de hoogste commandant van UNPROFOR niets voelde voor een actieve militaire verdediging van de enclaves. Laat staan dat Dutchbat hoefde te rekenen op luchtsteun bij een eventuele aanval op Srebrenica.
 
We bellen met Niek Biegman. Tegenwoordig is hij Nederlandse ambassadeur bij de NAVO. In 1995 was hij ambassadeur voor Nederland bij de VN in New York.
Biegman bevestigt dat hij toen in mei 1995 fel heeft gereageerd op Janviers plan. “Wij namen een principieel standpunt in”, zegt hij. Maar op de vraag of het standpunt van Janvier hem verraste, zegt Biegman: nee.
 
Vond hij de toespraak van Janvier dan niet alarmerend voor Nederland? Nou nee, zegt Biegman, die daarom ook niet speciaal alarm heeft geslagen richting Den Haag. Voor hem was het gewoon de zoveelste uiting van de slappe houding die de leiding van UNPROFOR de hele tijd al tentoonspreidde. Trouwens de VS was in de Veiligheidsraad tegen het plan. En als die tegen zijn, gaat zoiets niet door. Dat kan wel zijn, werpen we tegen, maar terug in Bosnië is het toch Janvier die bepaalt wat er gebeurt. Op dat moment, eind mei, was er nog geen enkele aanwijzing dat de Serviërs van plan waren Srebrenica in te nemen, antwoordt Biegman. Maar de situatie was juist in die periode toch steeds beroerder aan het worden voor Dutchbat? Ja, maar dat ging op en neer, aldus Biegman.
 
Hiermee lijkt hij de toestand van Dutchbat behoorlijk te bagatelliseren. Getuige bijvoorbeeld de ervaringen in diezelfde periode van een delegatie uit de Tweede Kamer. In maart 1995 bracht die een bezoek aan de Nederlandse troepen in Bosnië. Eén van de leden van de delegatie was het D66- Tweede Kamerlid Hoekema. In juni van dit jaar vertelde hij tegen de commissie-Bakker hoe benard de positie van Dutchbat toen was:
 
(fragment) Jan Hoekema:
Geen versterkingen konden worden aangevoerd. Er was bijna geen communicatie met de buitenwereld, de voorraden waren niet op peil. We waren gewoon met het Nederlandse bataljon echt fysiek ingesloten en afgesloten. We konden ook op dat moment er niet naar toe. Er zijn een aantal opties over tafel gegaan, variërend van meer technische opties (met aanhalingstekens rondom “technisch”) van het ontzetten van de enclave, het invliegen van helikopters, evacueren van de hele enclave, die allemaal uitvoerig over tafel zijn geweest. Maar alle opties stuitten wel op de grote bezwaren van uitvoerbaarheid en ook wel politieke bezwaren. U herinnert zich waarschijnlijk wel uit eerdere gesprekken ook van deze commissie dat de optie van evacuatie van de hele enclave op grote politieke problemen stuitte bij de autoriteiten in Sarajevo, die dat in feite ook niet wilden. Er is wel door de delegatie, en ik kan me dat nog heel goed herinneren in een gesprek met Rupert Smith in Sarajevo, met nadruk gesproken over mogelijkheden voor de VN voor als de nood aan de man zou komen, op een of andere wijze - we wisten toen natuurlijk niet goed hoe dat zou gaan en zeker niet dat dat zo snel zou gaan gebeuren - om dan vanuit de VN en de Nederlandse militairen en de inwoners van de enclave bijstand te verlenen. Dus er is heen-en-weer gesproken over helikopters of evacuatiemogelijkheden.
 
(fragment) Lid Commissie-Bakker:
Maar kwam het ook over als een reële mogelijkheid, of...?
 
(fragment) Hoekema:
Het is natuurlijk buitengewoon moeilijk uit te voeren. De enclave is, zoals u weet, geografisch zodanig moeilijk toegankelijk dat de enige reële toegang die over de weg is. Of met voertuigen over de kleine weggetjes van boven naar beneden. Het is buitengewoon lastig om daar met een massale air power te komen om te gaan evacueren. Dus wij kwamen uit die gesprekken met Smith, en anderen die u noemde, Janvier en Akashi, maar met name het gesprek met Smith, niet met een opgelucht gevoel. Integendeel. De situatie was zeer klemmend, fysiek en geestelijk, en we maakten ons natuurlijk met de regering zorgen. Zowel over de inwoners van de enclave als ook met name over situatie van Dutchbat.
 
Argos:
Ex-VN-ambassadeur Biegman is in mei 1995 naar eigen zeggen niet gehéél passief gebleven. Ook al heeft hij na de toespraak van Janvier geen alarm geslagen, hij heeft wel alles netjes aan Den Haag gerapporteerd. Inclusief de toespraak van Janvier. Biegman zegt uit Den Haag ook geen gealarmeerde vragen te hebben teruggekregen; vragen in de trant van: wordt de positie van onze troepen daar niet erg hopeloos?
Het enige waar Biegman in zijn gesprek met ons verbazing over toont, is dat hij tijdens zijn verhoor door de commissie-Bakker helemaal niet gevraagd is naar die bijeenkomsten met Janvier in New York. “Nee, gek he!”, zegt hij. Overigens, voegt hij er nog aan toe, u kunt die rapportage van mij van destijds bij het ministerie zo opvragen. Die is openbaar.
Alvorens dat te doen bellen we eerst met Hans van Mierlo, die als minister van Buitenlandse Zaken in 1995 Biegmans hoogste chef was. Maar die zegt zich van dit alles helemaal niets te kunnen herinneren en verwijst ons ook naar het ministerie.
Daar vangen we bot. “We kunnen geen antwoord geven op uw vragen”, zegt een woordvoerder. “Het is oorlog in het Midden-Oosten.”
 
fragment Den Haag Vandaag 30-10-1995
 
(fragment) Ferry Mingele:
Klopt dat, meneer Voorhoeve? Dat de generaal Janvier in de Veiligheidsraad op 25 mei die twijfel over de enclaves heeft uitgesproken?
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
Ik denk dat het klopt. Ik moet dat toch nakijken.
 
(fragment) Ferry Mingele:
Het is u niet gemeld?

(fragment) Joris Voorhoeve:
Het kan zijn. Het valt in ieder geval wel in een patroon dat de Verenigde Naties in toenemende mate, eigenlijk in het laatste half jaar, twijfel had over zijn eigen beleid, al eerder voordat generaal Janvier dit verklaarde. Er was een rapport van de Secretaris-Generaal van de VN waarin hij een aantal mogelijkheden schetste en een van die mogelijkheden was terugtrekken van de blauwhelmen uit de enclaves.
 
(fragment) Ferry Mingele:
Maar was het signaal van generaal Janvier, hij was de bevelhebber, was dat niet zo belangrijk dat u het had moeten weten?
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
Ik moet dat nog eens even natrekken of, en welke vorm dat is gemeld. Dus daar kan ik nou niks over zeggen.
 
(fragment) Ferry Mingele:
Mag ik u iets anders vragen? Als u het had geweten, had dit uw beslissingen in de moeilijke dagen kunnen veranderen?
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
Nee.
 
(fragment) Ferry Mingele:
Waarom niet? Want de indruk wordt gewekt dat Janvier een soort dubbelspel heeft gespeeld.
 
Joris Voorhoeve:
Ja. Maar Nederland, de Nederlandse Dutchbat militairen daar in de enclave gezeten, moesten proberen zo lang mogelijk op die enclave te passen. Met al hun beperkte middelen. Je kon daar niet zomaar weglopen. Als je daar weg was gelopen had je de enclave op een presenteerblaadje aan de Serven gegeven.
 
(fragment) Ferry Mingele:
Maar dat is nu ook gebeurd hè?
 
(fragment) Joris Voorhoeve:
Het is niet gebeurd. In deze zin dat ik denk dat zonder de aanwezigheid van blauwhelmen de Serven buitengewoon ruw, nog veel ruwer dan dat ze in feite hebben gedaan, met de vrouwen, kinderen en ouderen zouden zijn omgesprongen. En dat ook daar onder duizenden doden zouden zijn gevallen.
 
Argos:
Minister Voorhoeve van Defensie op 30 oktober 1995, ondervraagd door Ferry Mingelen van het tv-programma ‘Den Haag Vandaag’. Uit eigen bron weten we dat ook de toenmalige Nederlandse militaire attaché bij de VN in New York, kolonel Van Veen, in mei 1995 kennis heeft genomen van het plan van Janvier. Dus als Buitenlandse Zaken Voorhoeve niet op de hoogte heeft gesteld, dan zou hij toch op zijn minst via die lijn geïnformeerd moeten zijn.
Wij vragen Voorhoeve deze week opnieuw naar de toespraak van Janvier en de rapportage die hij daar destijds over heeft gekregen. Hij kan zich er weer niet al te veel van herinneren. En zeker niet dat het door Janviers opstelling wel eens heel moeilijk zou kunnen gaan worden met luchtsteun voor Dutchbat bij een eventuele aanval. “Dat is nooit zo door Buitenlandse Zaken of door onze militaire vertegenwoordiger in New York aan ons voorgelegd. Dat zou ik me zeker herinneren.” Aldus Voorhoeve. Hij zegt er tot aan de vooravond van de val van Srebrenica altijd vanuit te zijn gegaan dat er luchtsteun zou worden gegeven.
We bellen met kolonel Van Veen, de voormalige militaire attaché van Nederland bij de VN, op zijn huidige werkplek. Maar hij krijgt van het Ministerie van Defensie geen toestemming om met ons te praten. Op de vragen die we vervolgens aan het ministerie voorleggen, krijgen we ook geen antwoord. “De beleidslijn van het ministerie is dat we niet vooruit gaan lopen op het onderzoek van het NIOD naar de val van Srebrenica en het NIOD ook op geen enkele manier voor de voeten willen lopen”, zegt woordvoerder Wouter van Halen.
Zelfs op de vraag of er destijds door kolonel Van Veen aan het ministerie is gerapporteerd over de discussie binnen de VN, kan hij niet ingaan.
 
(fragment) NOS Journaal:
“Srebrenica-Stad, het centrum van de moslimenclave Srebrenica, is bijna zeker in handen gevallen van de Bosnische-Serviërs. De Nederlandse VN’ers hebben hun posities rond de stad verlaten en vluchten naar hun hoofdkwartier in het nabijgelegen Potočari. Srebrenica-Stad wordt nu niet meer verdedigd. Tienduizenden inwoners van de belegerde stad zijn op de vlucht geslagen. Duizenden proberen onderdak te vinden bij de VN in Potočari, anderen zijn de bossen in getrokken. De commandant van de Nederlandse VN’ers in de moslimenclave, had de VN gisteren en vanochtend tevergeefs om steun vanuit de lucht gevraagd.”
 
Argos:
Of de ministers nu wel of niet hebben doorgekregen en begrepen dat op grond van Janviers toespraak in New York niet al te veel hoefde te worden verwacht van luchtsteun, één ding is wel duidelijk: de militairen in het veld, de Dutchbatters in Srebrenica zijn hier – van hoog tot laag – zeker niet van op de hoogte gesteld. Als Servische troepen begin juli 1995 beginnen met hun aanval op de enclave, wachten zij samen met de moslimbevolking met smart, maar tevergeefs op de luchtaanvallen. Dutchbatters zoals majoor Franken, plaatsvervanger van Dutchbat-commandant Karremans, vertelde deze week tegen ons nooit te zijn ingelicht over het plan van Janvier en de mogelijke consequenties ervan voor het verkrijgen van luchtsteun. En Dutchbatters zoals kapitein Groen, vertelde voor IKON-televisie:
 
(fragment) Kapitein Groen:
Zelf reken je, of hoop je op luchtsteun in zo’n situatie, omdat dat eigenlijk het enige is dat iets kan betekenen. En als dat niet gebeurt, ja dan vraag je je af wat er dan wel moet gebeuren? En dan beginnen er een paar hele lange uren, want het is ondertussen één uur ’s nachts geworden en we hebben nog vijf uur tot het zes uur is. Dan ben je echt pauzes aan het aftellen, continue op je horloge aan het kijken, en iedereen is op die manier bezig om de tijd tot zes uur door te brengen.
 
Argos:
Op 11 juli 1995 schrijft de Nederlandse kolonel Brantz in Tuzla waar hij voor de VN op een sleutelpositie zit in zijn dagboek:
 
(fragment) Kolonel Charles Brantz:
5:00 uur. We zitten op mijn bureau. Ik bel Sarajevo, Zagreb en Potočari. Iedereen zit in spanning op de grote redding te wachten. Ik verander de alert-state van alle eenheden in het oostelijk deel van de sector. Vol verwachting kijken we in de lucht. 6:50 uur. Niets. 7:00 uur. Niets. Een onbehagelijk gevoel bekruipt ons. 8:00 uur. In armoede vraagt Dutchbat luchtsteun aan. 9:45 uur. Sarajevo meldt dat de aanvraag van 8:00 uur niet tot een release in Zagreb heeft geleid. 10:00 uur. Sarajevo bericht mij dat de aanvraag is ontvangen in de functionele lijn. 12:20 uur. Sarajevo meldt dat er een release is en onmiddellijk steek ik mijn licht op in Zagreb. Harmen de Jonge bevestigt dit. De vliegtuigen zullen 13:45 boven de enclave de doelen aanvallen. 13:00 uur. Het eerste vliegtuig arriveert bij de enclave. 13:30 uur. Het moment van aanval wordt met een kwartier vertraagd en wordt dus 14:00 uur. 14:00 uur. Het moment van aanval wordt opnieuw vertraagd. 14:15. Opnieuw uitstel. Het moment van aanval is nu 14:30 uur. 14:30. Weer uitstel met een kwartier. Het moment van aanval is nu 14:45. 16:00 uur. Melding uit de enclave dat de luchtsteun slechts door twee vliegtuigen is uitgevoerd. Dus geen veertig, en al zeker geen twee keer veertig. Twee doelen zijn aangevallen. Een is vernietigd, een is verjaagd. Toestand is onhoudbaar in Srebrenica. Drie- tot vierduizend Servische militairen zijn de stad binnengetrokken. 16:15 uur. Een ultimatum van Mladic, waarop de derde wave van A10’s, de vliegende tanks, wordt gecanceld. De enclave is in handen van het Servische leger gevallen.
 
Gerard Legebeke:
Ik praat nu verder Bert Bakker, voorzitter de gelijknamige commissie. Meneer Bakker, u zit in een studio in Den Haag. U bent nog voorzitter tot aanstaande maandag geloof ik hè?
 
Bert Bakker:
Ja, ik geloof dinsdag.
 
Gerard Legebeke:
Dinsdag, ja. Meneer Bakker, waarom heeft uw commissie deze hele zaak rondom de toespraak van Janvier in de Verenigde Naties, of in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, eigenlijk vlak voor de val van de enclave in Srebenica niet onderzocht?
 
 
Bert Bakker:
Ja dat raakt natuurlijk sterk aan de opdracht waarmee de commissie is begonnen en onze nadere uitwerking daarvan. Kijk, er zijn over Srebrenica tal van indringende vragen te stellen. Dat blijkt ook maar weer uit uw documentaire. Kamer en regering hebben eerder besloten om die vragen voor te leggen aan het NIOD en die om een onderzoek te vragen. En wat de commissie heeft gedaan is zich concentreren op Den Haag. Dat was ook onze opdracht en daarbij hebben we natuurlijk wel gekeken naar wat er ook bij Den Haag binnenkwam en wat er uit ging.

Gerard Legebeke:
Vanuit New York bijvoorbeeld?

Bert Bakker:
Vanuit New York bijvoorbeeld. En nu hoor ik het net, dus ik heb het niet kunnen naslaan in het archief, maar ik kan me eerlijk gezegd ook niet herinneren dat we deze mededelingen zijn tegengekomen. We wisten natuurlijk wel van de toespraak van generaal Janvier, omdat je leest en schrijft over tal van zaken eromheen die in de context van de Nederlandse besluitvorming uitmaken, maar dat zijn toch uiteindelijk vragen die het NIOD zal proberen te beantwoorden. Daar zijn ze hard mee bezig nu.
 
Gerard Legebeke:
Maar, even twee dingen. U zegt dus eigenlijk, want u heeft ook archiefonderzoek gedaan in de stukken van Buitenlandse Zaken en ook van Defensie, en u zegt nou: “wij zijn die rapportage uit New York niet tegengekomen”.
 
Bert Bakker:
Nou, met een zeker voorbehoud, want ik heb het niet kunnen nakijken, maar ik kan het me niet herinneren.
 
Gerard Legebeke:
Nou is dat niet zo vreemd hoor. In ons onderzoek zijn wij ook verschillende mensen tegenkomen die zeggen: “volgens ons is er niet helemaal echt duidelijk gerapporteerd”. Maar bijvoorbeeld meneer Biegman, die wij hebben gesproken afgelopen week, de toenmalige ambassadeur bij de Verenigde Naties, die zegt dat hij wel degelijk alles heel netjes heeft gerapporteerd in Den Haag. Maar dat heeft u dus niet gezien?
 
Bert Bakker:
Nou, ik heb dat niet gezien, maar ik wil dat ook niet allemaal uitsluiten. Zoals gezegd, een zeker voorbehoud. Wat ik wel weet is dat er in die periode sprake was meerdere van dat soort van signalen. Dat Den Haag eigenlijk met een paar dingen bezig was: met de opvolging van Dutchbat per 1 juli, want die was niet geregeld door de Verenigde Naties en Nederland was zelf aan de slag gegaan. Op dat moment stond het te gebeuren dat er afspraken werden gemaakt de Oekraïners. Nou, die zijn uiteindelijk, geloof ik, veel later na de val nog gekomen. Dus niet op dat moment. Het tweede is dat Voorhoeve in NATO-verband sterk bezig was met de zogenaamde Rapid Reaction Force, die nu juist bedoeld was om bij een toename van vijandelijkheden ook te kunnen optreden. Nou, die rapid reaction force was in juni nog niet klaar, pas in augustus. Dat is dan weer de tragiek. Maar het derde punt is dat men internationaal volop bezig was met vredesonderhandelingen en dat daar ook een beetje de hoop op gevestigd was.
 
Gerard Legebeke:
Ja, maar dat kunt u toch niet meer zeggen voor die periode in mei. Ik heb al die stukken nog weer eens doorgekeken. Eigenlijk was in mei iedereen het er over eens, ook bij de leiding van UNPROFOR, bij Akashi het politieke hoofd van de VN-missie in voormalig Joegoslavië, dat het met die onderhandelingen niets meer zou worden. Dat de situatie zich vreselijk zou toespitsen, dat de conflicten weer toenamen, de strijdende partijen waren weer met elkaar in gevecht. Op dat moment kwam daar dus dat signaal van Janvier. Vindt u dan toch niet.. Want u zegt wel: “Kijk, het NIOD onderzoekt dat”, maar dat vind ik toch een beetje vreemd. Dat kom ik vaker tegen, want als we het Ministerie van Defensie om een reactie vragen dan zegt men “Ja, dat is voor het NIOD”. Is dat nou niet een beetje een terugtrekkende beweging die voortdurend vanuit het parlement wordt gemaakt als het om Srebrenica gaat? Als het om écht heikele dingen gaat dan zegt men “Ja, dat is voor het NIOD”?
 
Bert Bakker:
Kijk, het punt is nu even dat het parlement natuurlijk had kunnen besluiten om een volledig onderzoek naar Srebrenica te doen.
 
Gerard Legebeke:
Nee, maar het ging om de Haagse besluitvorming.
 
Bert Bakker:
Nee, precies. Dat is juist.

Gerard Legebeke:
Dus de rapportage vanuit New York naar Den Haag over zoiets belangrijks als ‘is die luchtsteun wel reëel?’, dat hoort dan toch bij het werk van uw commissie?
 
Bert Bakker:
Nee, zeker. Maar u mag er dus vanuit gaan dat als wij daarover niet geschreven hebben, nogmaals ik heb het even niet kunnen naslaan, daarover die rapportage ofwel niet bestaat, ofwel dat wij hem niet gehad hebben.
 
Gerard Legebeke:
Dat is in alle twee de gevallen ernstig.
 
Bert Bakker:
Dat is in alle twee de gevallen ernstig. In het tweede geval, eerlijk gezegd, geloof ik daar niet zo in, want ik heb er een redelijk vertrouwen in dat wij ook volle inzage hebben gehad in de stukken van die tijd. Maar goed, helemaal zeker weet je dat natuurlijk nooit. Dat zal ook straks natuurlijk uit het NIOD-onderzoek blijken. Maar er was dus duidelijk een grens voor de commissie. Nou, u heeft zelf de discussie daarover ook meegemaakt..
 
Gerard Legebeke:
Maar u heeft ook onderzoek gedaan naar het feestje in Zagreb door Dutchbatters. Dat had ook niets met de besluitvorming te maken, toch?
 
Bert Bakker:
Ja, toch wel, omdat dat alles te maken had, en dat uiteindelijk ook de afsluiting was, van de terugtrekking van de Nederlandse troepen. En daar hebben de Nederlanders zich natuurlijk volop mee beziggehouden.
 
Gerard Legebeke:
Nee, maar goed. U zult toch moeten toegeven dat het heel discutabel is waar die grens nu precies loopt. Waar houdt dan de verantwoordelijkheid van uw commissie op om zaken te onderzoeken, en waar begint het NIOD? Ik zou zeggen berichtgeving naar Den Haag over zoiets belangrijks, dat had u zelf moeten doen.  
  
Bert Bakker:
Nou, laat ik u dit zeggen. Wij hebben, zoals gezegd, Den Haag gedaan met de brievenbus van Den Haag. Alles wat in kwam, alles wat uit ging. Nou, zoals gezegd, ik geloof dat we daar een redelijk beeld van hadden. Ik kan me dus ook niet herinneren dat deze rapportage in Den Haag is binnengekomen. Ik kan me wel andere rapportages herinneren, bijvoorbeeld van overste Karremans op 8 juni meen ik, of 6 juni. Die zei: “het staat er hier erg slecht voor”, maar zoals gezegd, toen was men in Den Haag nog volop bezig met de Rapid Reaction Force. Er waren dubbele signalen. Anderen zeiden de Serviërs die blijven treiteren, of ze willen maar een deel van enclave.
 
Gerard Legebeke:
Maar overste Karremans die dacht op dit moment, en daar gaat het eigenlijk in ons onderzoek om, die dacht van ik kan er slecht voor staan, maar als het er straks echt om gaat spannen krijg ik luchtsteun.
 
Bert Bakker:
Ja, dat is ook zo”
 
Gerard Legebeke:
Kijk, want het is natuurlijk.. Hoe die besluitvorming tussen die ministeries nu precies is gegaan en tussen New York en Den Haag, dat is tot daar aan toe. Maar dat men dus de mensen in het veld gewoon onwetend heeft gelaten en die hebben tot de laatste minuut naar de lucht zitten kijken. Dat is toch wel heel ernstig lijkt me.
 
Bert Bakker.
Nee, exact. Maar u hoeft mij niet te vertellen dat er nog tal van prangende vragen overblijven.
 
Gerard Legebeke:
Maar u zegt dan: “Dat moet het NIOD dan maar doen”?
 
Bert Bakker:
Nou, het vervelende is dus, zelfs stel nou eens even dat het parlement had besloten tot een parlementaire enquête naar Srebrenica, een volledig onderzoek op dat punt. Dan nog was het parlement toch nog wel weer beperkt geweest in datgene wat men ter plaatse had kunnen onderzoeken. De Nederlanders natuurlijk wel, maar niet datgene wat er door buitenlanders in Bosnië is gezegd en gebeurd. En ook heel beperkt in dat internationale. Dat is destijds een van afwegingen geweest, waarop regering en parlement hebben gezegd: “dat internationale onderzoek, dat is eigenlijk niet zozeer aan een parlement, maar aan een instituut als het NIOD”. Nou daar is veel discussie over mogelijk en die is er ook geweest, maar dat is de insteek geweest.
 
Gerard Legebeke:
Nou, we moeten dus wachten op het NIOD-onderzoek.
 
Bert Bakker:
Ik vrees het. Het komt over driekwart jaar. Wees u ervan verzekerd, ik ben net zo benieuwd als u.
 
Gerard Legebeke:
Meneer Bakker, heel erg bedankt.
 
Afkondiging Argos:
Gerard Legebeke in gesprek met BertBakker van de gelijknamige commissie Bakker. Argos werd deze week gemaakt door Huub Jaspers,Stefan Heijdendael, Astrid Nauta, Praxedis Bouwman, Martin Hulshof en Gerard Legebeke. Als u een bandje wil bestellen maak dan vijftien gulden over opgironummer 444 600 ten name van VPRO publiekservice in Hilversum, onder vermelding van Argos 13 oktober 2000. Dus vijftien gulden, 444 600 en Argos 13 oktober 2000, maar u kunt Argos, en alle andere onderdelen van VPRO vrijdag, natuurlijk ook beluisteren via internet.

 

*** EINDE TRANSCRIPTIE***